ECLI:NL:GHAMS:2015:1751

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
14/00795
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van een horecagroothandel in sector 42 Groothandel II in plaats van sector 41 Groothandel I

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2015 uitspraak gedaan over de indeling van een horecagroothandel in de juiste sector voor de premieheffing werknemersverzekeringen. De inspecteur van de Belastingdienst had de belanghebbende, een vennootschap onder firma die sinds 1 mei 2014 een horecagroothandel drijft, ingedeeld in sector 41, Groothandel I. Deze indeling werd betwist door de belanghebbende, die stelde dat zij in sector 42, Groothandel II, ingedeeld diende te worden. De belanghebbende leverde voornamelijk aan cafés en restaurants en verkocht een assortiment dat bestond uit koppen, glazen, schotels, schoonmaakartikelen en een beperkt aantal keukenapparatuur, wat slechts 20% van de omzet uitmaakte.

Het Hof oordeelde dat de werkzaamheden van de belanghebbende niet als een groothandel in technische producten en metalen konden worden aangemerkt, zoals de inspecteur betoogde. Het Hof baseerde zijn oordeel op gangbaar spraakgebruik en de maatschappelijke functie van de verkoopactiviteiten van de belanghebbende. De indeling in sector 41 werd verworpen, en het Hof concludeerde dat de belanghebbende terecht in sector 42, Groothandel II, diende te worden ingedeeld. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, en de belanghebbende werd in het gelijk gesteld. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste sectorindeling voor de premieheffing en de noodzaak om de werkzaamheden van een onderneming in economisch-functionele termen te duiden. Het Hof volgde de tekst van de Regeling Wfsv en de bijbehorende bijlage, die de indeling van sectoren beschrijft, en concludeerde dat de verkoop van huishoudelijke artikelen niet onder de definitie van technische producten valt. De uitspraak heeft implicaties voor andere ondernemingen die zich in een vergelijkbare situatie bevinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 14/00795
23 april 2015
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het beroep van
[X]te [Z], belanghebbende,
tegen een uitspraak van
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft belanghebbende bij beschikking van 1 augustus 2014 in het kader van de sectorindeling premieheffing werknemersverzekeringen ingedeeld in sector 41. Groothandel I.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 23 september 2014, de bestreden beschikking gehandhaafd.
1.3.
Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep is ter griffie van het gerechtshof ontvangen op 3 november 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 februari 2015. Van het ter zitting verhandelde is door de griffier een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende, een vennootschap onder firma, drijft – naar het Hof begrijpt sedert 1 mei 2014 – een horecagroothandel. Vóór 1 mei werd deze onderneming door een besloten vennootschap gedreven. Voor de premieheffing werknemersverzekeringen was deze vennootschap ingedeeld in sector 42, Groothandel II.
2.2.
De inspecteur heeft belanghebbende bij beschikking van 1 augustus 2014 ingedeeld in sector 41, Groothandel I. Naar aanleiding van het tegen dit besluit ingestelde bezwaar heeft de inspecteur een onderzoek verricht. In het van het onderzoek uitgebrachte ‘Rapport inzake een indelingsonderzoek’, gedagtekend 29 augustus 2014, is onder meer het volgende vermeld:
“2 Omschrijving aard zaak
(…) Werkgever wenst met ingang van 1 mei 2014 aangesloten te worden bij sector 42 Groothandel II.
(…)
4. Bevindingen
Als eerste bron heb ik de website van werkgever
[website]geraadpleegd en de volgende informatie verkregen. Werkgever exploiteert sinds 1993 een horecagroothandel en levert diverse producten aan die variëren van glas en porselein tot aan het samenstellen van de keuken. Werkgever heeft een groot assortiment elektrotechnische en aan keukenapparatuur, zoals: gekoelde werkbanken, koel- en vriessystemen, koelvitrines, wijnklimaatkasten, bakplaten, heteluchtovens, fornuizen, vaatwasmachines enz. Voor de installatie van keukenapparatuur heeft werkgever een eigen monteur in dienst.
(…)
6. Beoordeling
Op 28 augustus 2014 heb ik een telefonisch onderhoud gehad met gemachtigde, heb vervolgens de werkzaamheden van werkgever besproken. Heb medegedeeld dat ik voornemens ben om het bezwaar ongegrond te verklaren en afgesproken dat ik een behandelvoornemen zal toezenden. Dit vanwege het feit dat ik van mening ben dat de huidige sectoraansluiting bij sector 41 Groothandel I juist is, ook gelet op het grote assortiment van keukenapparatuur en de elektrotechnische producten. Onder sector 41 wordt [onder meer] de groothandel genoemd die werkgever exploiteert, namelijk de groothandel in technische producten, hiermee wordt ook bedoeld de door werkgever geleverde keukenapparatuur en elektrotechnische apparaten.
Op grond van de door mij verkregen informatie zoals hierboven omschreven heb ik vastgesteld dat de huidige sectoraansluiting bij sector 41 Groothandel I juist is.”
2.3.
Ter zitting van het Hof van 18 februari 2015 is door [A], vennoot van belanghebbende, onder meer het volgende naar voren gebracht:
“Naar mijn mening is belanghebbende ten onrechte bij sector 41, Groothandel I aangesloten, nu belanghebbende geen groothandel in technische producten drijft. Belanghebbende is een groothandel voor de horeca. Er wordt geleverd aan cafés en restaurants. Er worden koppen, glazen, schotels en schoonmaakartikelen verkocht. Er is ook wat apparatuur voor de keuken, zoals citruspersen, staafmixers en soms grotere producten zoals een gasfornuis. Maar de verkoop van keukenapparatuur vormt slechts ongeveer 20 procent van de omzet.”

3.Geschil

In geschil is of belanghebbende terecht is ingedeeld in sector 41. Groothandel I.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Met ingang van 1 januari 2006 is in werking getreden de Wet financiering sociale verzekeringen, hierna (ook) aangeduid als Wfsv (Wet van 16 december 2004, Stb. 2005, 36).
Artikel 95 (Sectorindeling) van de Wfsv houdt in:
“1. Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën en nadat hij het UWV in de gelegenheid heeft gesteld daarover advies uit te brengen, wordt het bedrijfs- en beroepsleven ingedeeld in sectoren, waarbij elke sector één of meer takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan omvat en kan een sector worden onderverdeeld in sectoronderdelen, waarbij elk sectoronderdeel de bedrijfsactiviteiten van één of meer werkgevers omvat.
2. Indien een sector in sectoronderdelen is ingedeeld, stelt de inspecteur ten aanzien van elke bij de betrokken sector aangesloten werkgever bij voor bezwaar vatbare beschikking vast bij welk sectoronderdeel de werkgever behoort of bij welk sectoronderdeel de werkzaamheden die hij doet verrichten, behoren.”
Artikel 96 (Aansluiting bij sector) van de Wfsv houdt in:
“1. Een werkgever is van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten.
2. Indien een werkgever werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren, is hij van rechtswege aangesloten bij de sector waartoe de werkzaamheden behoren waarvoor hij als werkgever in de regel het grootste bedrag aan premieplichtig loon betaalt of vermoedelijk zal betalen.
3. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kunnen met betrekking tot de aansluiting van een of meer categorieën werkgevers bij een sector regels worden gesteld, waarbij voor deze aansluiting andere criteria bepalend kunnen zijn dan genoemd in het eerste en tweede lid.”
4.2.
Eveneens op 1 januari 2006 is in werking getreden de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv).
Artikel 5.1. (Indeling in sectoren) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld in de volgende genummerde sectoren, bedoeld in artikel 95, van de Wfsv:
(…)
41. Groothandel I
42. Groothandel II
(…)”;
Artikel 5.2. (Werkzaamheden in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, welke in de bij deze regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld. (…)”;
Artikel 5.3. (Werkzaamheden niet in bijlage) van de Regeling Wfsv houdt het volgende in:
“Werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf en beroep, welke niet in bijlage 1 bij deze regeling zijn vermeld, worden geacht te behoren tot een sector van het bedrijfs- en beroepsleven, waartoe takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht, welke naar de aard het meest met de eerstbedoelde werkzaamheden overeenkomen.”
De bijlage I vermeld in artikel 5.2 van de Regeling Wfsv houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

41. Groothandel I (met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:
1. Groothandel in bouwmaterialen.
2. Groothandel in technische producten en metalen.
3. Bandengroothandel, inclusief het bandenservicebedrijf (verkoop aan het publiek).
42. Groothandel II (met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:
1. Overige groothandel (exclusief groothandel en grossiers in vlees-/slachtafvallen en groothandel in hout).
2. Tussenpersonen t.b.v. de handel.
3. Coöperatieve aan- en verkoopverenigingen.
4. Fruitpachtersbedrijf.
5. Veilingen op het gebied van het land- en tuinbouwbedrijf, alsmede eiermijnen.”
4.3.
De indeling van een werkgever in een sector dient plaats te hebben naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van de) werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult (vgl. Hoge Raad 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009: BG5387, BNB 2009/231). Dit houdt meer in het bijzonder in dat het Hof de werkzaamhe-den van belanghebbende zal duiden in economisch-functionele termen en dat het Hof bij de uitleg van de omschrijvingen in de Bijlage in beginsel zal uitgaan van het normale spraakgebruik in het (bedrijfs)economische verkeer (vgl. Hof Amsterdam 11 juli 2007, ECLI:NL:GHAMS: 2007:BA9927).
4.4.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende van rechtswege ingedeeld dient te worden bij sector 41. Groothandel I, groothandel in technische producten en metalen, en wijst ter ondersteuning van zijn standpunt op de Mededeling M 01.008 van het voormalige Landelijk instituut sociale verzekeringen van 18 januari 2001 (hierna: de Mededeling). In de Mededeling is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“In de praktijk is gebleken, dat er behoefte aan bestaat de criteria met betrekking tot de indeling van bedrijven, die zich bezighouden met de groothandel, aan te scherpen. Met name de bedrijfsomschrijving in de bijlage van de Indelingsregeling van de groothandels, die van rechtswege zouden moeten vallen onder sector 41, Groothandel I roept regelmatig vragen op.
Bij deze sector staan genoemd:
- de groothandel in bouwmaterialen
- de groothandel in technische producten en metalen
- de bandengroothandel.
Alle overige groothandels vallen dan merendeels onder sector 42, Groothandel II.
In het bijzonder de beantwoording van de vraag wat in dit kader nu al dan niet als een “technisch” product moet worden verstaan levert problemen op; (…).
Er is dan ook aanleiding gezien te komen tot een nadere beleidsmatige invulling van de hierboven genoemde begrippen.
(…)
De nadere invulling van sector 41, Groothandel I komt er dan als volgt uit te zien:
(…)
Onder groothandel in technische producten en metalen als genoemd bij sector 41, Groothandel I dient te worden verstaan:
(…)
- de
groothandel in elektrotechnische en elektronische artikelen, waaronder dient te worden begrepen de groothandel in artikelen dienende tot het meten, muteren, schakelen, transformeren, transporteren en voortbrengen van elektrisch arbeidsvermogen alles in de meest ruime zin met inbegrip van aanverwante artikelen en toebehoren en onderdelen hiervan zoals onder meer: installaties op het gebied van energie en informatiesystemen, verlichtingsartikelen, elektrische huishoudelijke toestellen, audio en videoproducten (banden, cd’s, cdi’s, cd-roms) in hun hoedanigheid van onbewerkte gegevensdrager, elektronische audio- en beeldapparaten, antennemateriaal, computers en computerrandapparatuur (hardware), elektronische muziekinstrumenten, producten op het gebied van telefonie, elektrische- en elektronische meet- en regelapparatuur, stofzuigers, magnetrons, was- en droogmachines e.d.;
- de
groothandel in huishoudelijke artikelen, waaronder dient te worden begrepen de groothandel in artikelen bestemd voor particulier huishoudelijk gebruik, zoals kookapparatuur, kook, bak-, braad- en keukengerei, ongeacht het materiaal waarvan de artikelen zijn vervaardigd.”
4.5.
Belanghebbende heeft gesteld dat haar bedrijf (naar het Hof begrijpt) met ingang van 1 mei 2014 niet in sector 41. Groothandel I, maar in sector 42. Groothandel II moet worden ingedeeld.
4.6.
De hiervoor vermelde Regeling Wfsv (inclusief Bijlage 1) bevat onder meer de volgende toelichting (Stcrt. 2005/242, pag. 14, blz. 20 en 24-25; hierna: de toelichting):
“1.1 Algemeen
(…) Voorts is het beleid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ten aanzien van de sectorindeling omgezet in regelgeving. Het feit dat de Belastingdienst de feitelijke aansluiting van werkgevers bij sectoren gaat uitvoeren vanaf 1 januari 2006 heeft hierdoor geen invloed op de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voor de sectorindeling.
(…)
Bijlage 1
(…) in de bijlage en de toelichting op de bijlage [is] het uitvoeringsbeleid
ten aanzien van sectorindeling opgenomen van het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen en zijn rechtsvoorgangers. (…) In het kader van de overheveling van de premieheffing naar de Belastingdienst, gaat ook de uitvoering van de sectorindeling over van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen naar de Belastingdienst. In verband hiermee komt het indelingsbeleid van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen per 1 januari 2006 te vervallen. Dit beleid is daarom, voorzover nodig, opgenomen in de toelichting op de bijlage. (…)
Het is niet de bedoeling om materiële wijzigingen aan te brengen in de sectorindeling. Om mogelijke onduidelijkheden over de achtergronden en de context van het beleid te voorkomen, wordt hierbij een overzicht gegeven van de relevante voormalige beleidsregels van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en zijn rechtsvoorgangers:
(…)
- Mededeling van 18 januari 2001 (Grensafbakening groothandelssectoren).
(…)
Sectoren 41 en 42
In de voormalige Mededeling van het Landelijk instituut sociale verzekeringen
van 18 januari 2001 (Grensafbakening groothandelssectoren) werd het onderscheid
tussen de sectoren Groothandel I en Groothandel II verduidelijkt door de werkzaamheden die behoren tot Groothandel I beter af te bakenen.
(…) 2. Onder groothandel in technische producten en metalen dient te worden verstaan de groothandel in:
(…)
- elektrotechnische en elektronische artikelen.
- huishoudelijke artikelen.”
4.7.
Het Hof kan, gelet op hetgeen in 2.3 en 2.4 is vermeld, de inspecteur niet volgen in zijn onder 4.4 weergegeven standpunt. Voor de indeling van belanghebbende knoopt het Hof aan bij de tekst van bijlage I bij de Regeling Wfsv waarin sector 41. Groothandel I is gedefinieerd als bestaande uit drie categorieën van werkzaamheden waarvan categorie 2, te weten ‘Groothandel in technische producten en metalen’, gedeeltelijk op belanghebbende van toepassing kan zijn. Volgens diezelfde bijlage bestaat sector 42. Groothandel II uit vijf categorieën van werkzaamheden, waarvan categorie 1 van Groothandel II is omschreven als ‘Overige groothandel (…)’ en naar haar bewoordingen op belanghebbende van toepassing kan zijn.
Anders dan de inspecteur betoogt, kan de verkoop van producten zoals koppen, glazen, schotels, schoonmaakartikelen en keukenapparatuur aan cafés en restaurants, naar zijn maatschappelijke functie beoordeeld, volgens gangbaar (economisch) spraakgebruik niet worden aangemerkt als een groothandel in technische producten en metalen. Het Hof acht bij dit oordeel mede van belang dat, naar belanghebbende ter zitting – niet weersproken door de inspecteur – heeft verklaard, de verkoop van (mogelijk als technische producten te kwalificeren) keukenapparatuur (slechts) ongeveer 20 procent van de omzet vormt.
De werkzaamheden van belanghebbende dienen derhalve naar ’s Hofs oordeel en gelet op de omschrijving van de hiervoor vermelde categorieën te worden gerangschikt onder sector 42. Groothandel II. Naar het oordeel van het Hof mist artikel 96, tweede lid, Wfsv toepassing, nu belanghebbende geen werkzaamheden doet verrichten die behoren tot verschillende sectoren.
4.8.
Het beroep van de inspecteur op de onder 4.4 geciteerde tekstpassages uit de Mededeling van 8 januari 2001 brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Uit de toelichting blijkt dat deze mededeling is vervallen en dat de daarvan thans nog relevante passages in de toelichting zijn opgenomen. Tot de in de toelichting opgenomen passages van de Mededeling van 8 januari 2001 behoren passages waarop de inspecteur zich beroept en op grond waarvan hij meent dat belanghebbende tot sector 41. Groothandel I behoort.
Het gaat dan, zoals ook blijkt uit de onder 4.6 aangehaalde passage van de toelichting, in het bijzonder om het onder groothandel in technische producten en metalen (mede) verstaan van een groothandel in huishoudelijke artikelen. Dit kan echter niet ertoe leiden dat de in de Bijlage I van de Regeling Wfsv beschreven sector 41. Groothandel I wordt uitgebreid tot mede omvattende ‘huishoudelijke artikelen’, waaronder naar het spraakgebruik niet alleen huishoudelijke elektrische apparaten worden begrepen, maar ook andere producten bestemd voor het (particuliere) huishouden, zoals ‘koppen, glazen, schotels en schoonmaakartikelen’. Redelijkerwijs kan immers niet worden aangenomen dat de regelgever met de tot sector 41. Groothandel I behorende categorie ‘technische producten en metalen’ ook de handel in ‘koppen, glazen, schotels en schoonmaakmiddelen’ heeft bedoeld. De toelichting kan op dit punt geen uitbreiding geven aan of wijziging brengen in een op zichzelf voldoende duidelijke tekst van Bijlage I van de Regeling Wfsv. Het Hof ziet derhalve in de onder 4.6 aangehaalde passage van de toelichting geen reden om af te wijken van een op de tekst van voormelde bijlage gebaseerde uitleg van de Regeling Wfsv. Dit oordeel geldt eveneens voor de nadere omschrijving van sector 41. Groothandel I in de Mededeling van 8 januari 2001, als vermeld onder 4.4, voor zover al deze (vervallen) mededeling voor de toepassing van de thans geldende Regeling Wfsv nog van belang zou kunnen zijn (vgl. HR 9 januari 2015, nr. 14/00986, ECLI:NL:HR:2015:33, r.o. 2.3.2).
4.9.
De enkele omstandigheid dat, zoals de inspecteur ter zitting heeft gesteld, de sectorpre-mie behorende bij sector 41. Groothandel I in 2014 en 2015 lager is dan de sectorpremie behorende bij sector 42. Groothandel II, heeft niet tot gevolg dat het beroep van belangheb-bende zonder belang is.
Slotsom
4.10.
Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van belanghebbende.

5.5. Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit)
Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel c vermelde reiskosten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit wordt het bedrag van deze kosten vastgesteld op de voor het bijwonen van het onderzoek ter zitting door de vennoot van belanghebbende gemaakte reiskosten per openbaar vervoer ad € 2,50.

6.Beslissing

Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op het bezwaarschrift;
- vernietigt de beschikking van 1 augustus 2014;
- bepaalt dat belanghebbende met ingang van 1 mei 2014 wordt ingedeeld in sector 42.
Groothandel II;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van
€ 2,50;
- gelast de inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 328 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, voorzitter, E.F. Faase en H.E. Kostense, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. Detweiler-Cox, als griffier. De beslissing is op 23 april 2015 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.