Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
[GEÏNTIMEERDE SUB 5],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen meerdere geïntimeerden, waaronder [geïntimeerde sub 1 en 2] en [geïntimeerde sub 3]. De zaak betreft de ontbinding van een koopovereenkomst en schadevergoeding wegens wanprestatie met betrekking tot een zeiljacht. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 5 februari 2013, waarin het hof [appellant] had toegelaten tot bewijslevering over de wetenschap van [geïntimeerde sub 3] met betrekking tot gebreken aan het zeiljacht. Na getuigenverhoren concludeert het hof dat [appellant] niet is geslaagd in het bewijs dat [geïntimeerde sub 3] wist of had moeten weten dat het zeiljacht wezenlijke gebreken had die een gevaar opleverden. Hierdoor worden de vorderingen van [appellant] tegen [geïntimeerde sub 1 en 2] en [geïntimeerde sub 3] afgewezen. Het hof oordeelt echter dat de vordering van [appellant] tegen [geïntimeerde sub 4 en 5] tot ontbinding van de overeenkomst met het expertisebureau toewijsbaar is, evenals de vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 1.685,75. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen. Het arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2015.