Uitspraak
1.Het verdere geding in hoger beroep
De gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.De feiten
9 november 2011, 13 december 2011 en 20 januari 2012 een proces-verbaal van constatering opgemaakt met betrekking tot een situatie van een schuurtje aan het adres [adres].
3.Het standpunt van klager
20 juni 2011 aan klager is betekend;
4.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.De beoordeling
De wet (artikel 45 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) stelt deze eis niet en bovendien geldt deze eis ook niet voor exploten, die wel als ambtshandeling gelden en waaraan de wet wel nadere eisen stelt, zoals de vermelding van de datum van het exploot.
De klachtonderdelen 1 en 2 dienen daarom ongegrond te worden verklaard.
bovendien ontbrak langs de dakrand nog immer een goot” suggereert dat de aanwezigheid van een goot van belang was bij de beantwoording van de vraag of aan het vonnis van de voorzieningenrechter was voldaan, acht het hof deze toevoeging van de gerechtsdeurwaarder, die het aanbrengen van een goot kennelijk zag als een mogelijke oplossing voor de lekkage, niet onzorgvuldig of onjuist. Er wordt in de processen-verbaal immers ook geconstateerd dat het hemelwater nog steeds onvoldoende kan aflopen en dat de betonnen wand van het schuurtje vochtplekken vertoont, welke constatering kennelijk in samenhang met de eerdergenoemde constatering dient te worden gezien. Klachtonderdeel 4 is daarom eveneens ongegrond.
6.De beslissing
A.M.A. Verscheure en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2015 door de rolraadsheer.