ECLI:NL:GHAMS:2015:1949

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
200.149.925-01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot de inhoud van processen-verbaal van constatering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de inhoud van de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte processen-verbaal van constatering, die volgens de klager niet correct zouden zijn. De klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de processen-verbaal niet voldoen aan de wettelijke vereisten, dat de aan de processen-verbaal gehechte foto’s niet correct zijn en dat er onjuiste informatie in de processen-verbaal staat over de betekening van een vonnis. Het hof heeft de zaak opnieuw in volle omvang behandeld en heeft vastgesteld dat het opmaken van een proces-verbaal van constatering geen ambtshandeling is volgens de Gerechtsdeurwaarderswet. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder binnen zijn vrijheid heeft gehandeld en dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. De beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer is bevestigd, en het hof heeft geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.149.925/01 GDW
nummer eerste aanleg : 940.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 mei 2015
inzake
[klager],
wonende te [plaatsnaam], [land],
appellant,
gemachtigde: [X], wonende te [plaatsnaam],
tegen
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
gemachtigde: [Y] te [plaatsnaam].

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1.
Bij tussenbeslissing van 16 december 2014, waarnaar het hof verwijst voor het verloop van het geding tot die datum, heeft het hof klager ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 29 april 2014. Het hof heeft vervolgens bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voorgezet op donderdag 5 maart 2015.
1.2.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 5 maart 2015.
De gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd; de gemachtigde aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De feiten

Op 17 mei 2011 is ten laste van klager een vonnis gewezen. In dat kader heeft de gerechtsdeurwaarder ten behoeve van zijn opdrachtgever op 19 juli 2011, 20 september 2011,
9 november 2011, 13 december 2011 en 20 januari 2012 een proces-verbaal van constatering opgemaakt met betrekking tot een situatie van een schuurtje aan het adres [adres].

3.Het standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de inhoud van de door de gerechtsdeurwaarder opgemaakte processen-verbaal van constatering niet correct is. Zijn klacht valt in de volgende onderdelen uiteen:
De processen-verbaal van constatering voldoen niet aan de minimum wettelijke vereisten, omdat deze niet zijn voorzien van het tijdstip van de constatering;
De aan de processen-verbaal gehechte foto’s zijn niet voorzien van een nummer, datum en/of tijdstip van opname. Ook zijn de foto’s op een minimaal formaat afgedrukt;
In de processen-verbaal wordt valselijk beweerd dat het vonnis van 17 mei 2011 op
20 juni 2011 aan klager is betekend;
In de processen-verbaal constateert de gerechtsdeurwaarder dat een dakgoot ontbreekt, terwijl in het vonnis van 17 mei 2011 het woord dakgoot in het geheel niet voorkomt.

4.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

5.De beoordeling

5.1.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden alleen in beschouwing genomen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. In de loop van de klachtprocedure in hoger beroep heeft klager zijn oorspronkelijke klacht aangevuld met nieuwe verwijten over onder meer de openbare betekening van het vonnis op 19 maart 2014 en andere door de gerechtsdeurwaarder uitgebrachte exploten. Deze nieuwe klachten zal het hof in dit hoger beroep dan ook niet behandelen.
5.2.
Het hof stelt, evenals de kamer, voorop dat het opmaken van een ‘proces-verbaal van constatering’ geen ambtshandeling is in de zin van artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Artikel 2 Gdw bevat een limitatieve opsomming van taken waarmee een gerechtsdeurwaarder bij of krachtens de wet is belast. Hieronder valt niet het opmaken van een proces-verbaal van constatering. Op grond van artikel 20 lid 1 onder e Gdw wordt het opmaken van bedoeld proces-verbaal aangemerkt als een toegestane nevenwerkzaamheid. De wet schrijft ten aanzien van deze nevenwerkzaamheid slechts voor dat de gerechtsdeurwaarder deze slechts verricht indien dit de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, niet schaadt of belemmert. Binnen deze grenzen staat het de gerechtsdeurwaarder vrij zijn eigen invulling aan de inhoud van die werkzaamheid te geven.
5.3.
Voor het opmaken van een ‘proces-verbaal van constatering’ gelden geen wettelijke vormvoorschriften. De omstandigheid dat de gerechtsdeurwaarder aan de processen-verbaal foto’s van minimaal formaat heeft gehecht, zonder nummering, datum en tijdstip van opname, valt binnen voornoemde vrijheid en is daarom niet tuchtrechtelijk laakbaar. Ook verwerpt het hof de klacht dat de processen-verbaal niet zijn voorzien van het tijdstip van constatering.
De wet (artikel 45 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) stelt deze eis niet en bovendien geldt deze eis ook niet voor exploten, die wel als ambtshandeling gelden en waaraan de wet wel nadere eisen stelt, zoals de vermelding van de datum van het exploot.
De klachtonderdelen 1 en 2 dienen daarom ongegrond te worden verklaard.
5.4.
Een ‘proces-verbaal van constatering’ is een schriftelijke verklaring van door de gerechtsdeurwaarder persoonlijk waargenomen feiten van stoffelijke aard. De vraag of het vonnis van 17 mei 2011 al dan niet op 20 juni 2011 aan klager is betekend is voor de in het ‘proces-verbaal van constatering’ vastgelegde waarneming niet relevant. Een dergelijk proces-verbaal dient als bewijsmiddel van de feitelijke situatie op enig moment en niet als bewijsmiddel van de betekening van het vonnis. Nu bovendien de gerechtsdeurwaarder, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, geen bericht van het parket van de Officier van Justitie te Roermond had gekregen dat de betekening in [land] was mislukt, mocht de gerechtsdeurwaarder ervan uitgaan dat het vonnis op 20 juni 2011 aan klager was betekend en was in zoverre de vermelding daarvan in de processen-verbaal van constatering van 19 juli en 20 september 2011 niet onjuist. Klachtonderdeel 3 is ongegrond.
5.5.
Ten aanzien van de klacht betreffende de constatering van de gerechtsdeurwaarder in de processen-verbaal dat aan het schuurtje een dakgoot ontbreekt, overweegt het hof het volgende. De opdracht voor het opmaken van de processen-verbaal van constatering was gegeven in het kader van het gebod in de uitspraak van 17 mei 2011 van de voorzieningenrechter te Roermond, dat klager de dakrand van het schuurtje van de opdrachtgever zodanig diende aan te passen dat er redelijkerwijs geen lekkage meer in het schuurtje kon plaatsvinden. Hoewel de constatering “
bovendien ontbrak langs de dakrand nog immer een goot” suggereert dat de aanwezigheid van een goot van belang was bij de beantwoording van de vraag of aan het vonnis van de voorzieningenrechter was voldaan, acht het hof deze toevoeging van de gerechtsdeurwaarder, die het aanbrengen van een goot kennelijk zag als een mogelijke oplossing voor de lekkage, niet onzorgvuldig of onjuist. Er wordt in de processen-verbaal immers ook geconstateerd dat het hemelwater nog steeds onvoldoende kan aflopen en dat de betonnen wand van het schuurtje vochtplekken vertoont, welke constatering kennelijk in samenhang met de eerdergenoemde constatering dient te worden gezien. Klachtonderdeel 4 is daarom eveneens ongegrond.
5.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. mr. J.C.W. Rang, H.T. van der Meer en
A.M.A. Verscheure en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2015 door de rolraadsheer.