ECLI:NL:GHAMS:2015:201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
200.103.487-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg van tussenarrest inzake uitbetaling van emolumenten en beëindigingsvergoeding

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 4 februari 2014, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de naamloze vennootschap DRAKA HOLDING N.V. als appellante in principaal beroep en een niet nader genoemde geïntimeerde als appellante in incidenteel beroep. Het hof heeft in het tussenarrest de grieven van beide partijen beoordeeld. De grieven 1 tot en met 5, 7 en 8 van DRAKA zijn verworpen, terwijl grief 1 van de geïntimeerde werd gehonoreerd. Dit leidde tot de toewijzing van de vermeerdering van eis met betrekking tot de IB-aanslag 2008, terwijl de vermeerdering van eis van DRAKA werd afgewezen.

In de verdere beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de wijze van uitbetaling van de onder 3.27 van het tussenarrest genoemde posten en bedragen aan de orde is. De geïntimeerde heeft aangevoerd dat niet alleen het salaris en de vakantietoeslag, maar ook bonussen en andere betalingen op dezelfde wijze werden uitgekeerd. DRAKA heeft dit niet betwist, wat het hof ertoe bracht om te concluderen dat de uitbetaling van alle verschuldigde bedragen op dezelfde wijze diende te geschieden als eerder was gedaan.

Wat betreft de beëindigingsvergoeding heeft het hof in het tussenarrest al overwogen dat deze niet op een ongunstigere wijze kan worden uitbetaald dan de gebruikelijke wijze van salarisbetaling. Het hof heeft de grieven van DRAKA afgewezen en de geïntimeerde in het gelijk gesteld. Uiteindelijk heeft het hof de veroordelingen van DRAKA tot betaling van bedragen ter zake van de aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekering bevestigd, evenals de kostenveroordelingen voor beide partijen. Het arrest is openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.103.487/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 475528/HA ZA 10-3666
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 januari 2015
inzake:
de naamloze vennootschap DRAKA HOLDING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in principaal beroep,
geïntimeerde in incidenteel beroep,
advocaat:
mr. W.H. van Barente Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde in principaal beroep,
appellante in incidenteel beroep,
advocaat
mr. J.M. van Slootente Amsterdam.
Partijen worden hierna wederom Draka en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft op 4 februari 2014 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Ingevolge het bepaalde in het tussenarrest hebben beide partijen zich bij akte uitgelaten.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof de grieven 1 tot en met 5, 7 en 8 in principaal beroep verworpen. Grief 1 in incidenteel beroep werd gehonoreerd en de vermeerdering van eis van [geïntimeerde], voor zover betrekking hebbend op de hem opgelegde IB-aanslag 2008, werd toewijsbaar geacht. Met betrekking tot de vermeerdering van eis van Draka ter zake van die aanslag werd in het tussenarrest beslist dat die zal worden afgewezen. De grieven 3 en 4 in incidenteel beroep werden verworpen.
2.2
[geïntimeerde] heeft bij vorenbedoelde akte zijn vermeerdering van eis met betrekking tot de W2-formulieren ingetrokken.
2.3
Een en ander betekent dat nog slechts de (verdere) behandeling van grief 6 in principaal beroep en grief 2 in incidenteel beroep aan de orde is (grief 9 in principaal beroep heeft geen zelfstandige betekenis). Het betreft de wijze van uitbetaling van de onder 3.27 van het tussenarrest onder (i) tot en met (iv) genoemde posten en bedragen. Dienaangaande overweegt het hof nader als volgt.
2.4
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat niet enkel het salaris en de vakantietoeslag werden uitgekeerd op de wijze zoals in het bestreden vonnis onder 2.6 is weergegeven, maar dat ook de bonussen en andere betalingen op die wijze werden uitgekeerd (memorie van antwoord sub 67). Draka heeft dat vervolgens niet betwist. De overweging in het tussenarrest die ziet op de wijze van uitbetaling door Draka (r.o. 3.18) heeft dan ook betrekking op de betaling van het salaris “en andere emolumenten”. In haar akte is Draka hier niet op ingegaan. Waar de uitbetaling van al hetgeen aan [geïntimeerde] verschuldigd was - aldus stelt het hof op grond van het vorenstaande nogmaals vast - steeds is gegaan op de wijze als beschreven in het tussenarrest onder 3.18 en in de vaststellingovereenkomst althans voor de betaling van de posten (i) tot en met (iii) niets omtrent de wijze van betalen is overeengekomen, mocht [geïntimeerde] er - gezien ook tegen de achtergrond van hetgeen in het kader van de behandeling van grief 1 in principaal beroep in het tussenarrest al werd overwogen - redelijkerwijs van uitgaan dat de betaling van die posten op dezelfde wijze zou plaatsvinden als de wijze waarop alle eerdere betalingen aan hem hadden plaatsgevonden. Hetgeen in de toelichting op de grief is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Grief 6 in principaal beroep faalt.
2.5
Voor wat betreft post (iv) - de beëindigingsvergoeding - geldt het volgende. In het tussenarrest heeft het hof, in overweging 3.28, al overwogen dat de met betrekking tot die post in de vaststellingsovereenkomst opgenomen bepaling inhoudt dat de betaling van de beëindigingsvergoeding niet op een wijze kan plaatsvinden die voor [geïntimeerde] ongunstiger is dan een betaling op de wijze waarop het salaris c.a. gebruikelijk aan hem werd uitgekeerd. Nu [geïntimeerde], zo begrijpt het hof, zich kan vinden in een uitbetaling van de bewuste vergoeding op laatstbedoelde wijze, zal ook voor wat betreft post (iv) die uitbetalingswijze worden aangehouden. Grief 2 in incidenteel beroep slaagt.
2.6
Een en ander betekent dat het bepaalde in het bestreden vonnis onder 6.3 ook moet gelden voor de onder 6.2 genoemde post D. Het hof ziet voorts aanleiding het in de akte van [geïntimeerde] onder 2 gedane verzoek te honoreren, aldus dat in het hierna te formuleren dictum het vonnis onder 6.3 geherformuleerd zal worden en daarin expliciet zal worden verwezen naar het tussenarrest onder 3.18.
2.7
Voor een nadere uitlating van partijen, waar Draka in haar akte om verzoekt, ziet het hof geen aanleiding. Het (eventuele) deskundigenbericht, waarover in het tussenarrest onder 3.30 wordt gesproken, zag enkel op de problematiek van de W2-formulieren. Die speelt echter niet meer.
2.8
Waar alle grieven van Draka falen, zal zij worden veroordeeld in de kosten van het principale beroep. Hetzelfde geldt voor de kosten van het incidenteel beroep, nu zij daarin voor het belangrijkste deel in het ongelijk is gesteld.
2.9
Het tussenarrest en dit arrest leiden tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor wat betreft het dictum onder 6.3 en 6.9 en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de in het dictum van het vonnis waarvan beroep onder 6.2 sub B, C, D en E genoemde bedragen zullen worden uitbetaald op de wijze als in het tussenarrest onder 3.18 beschreven;
veroordeelt Draka tot betaling van het bedrag van € 122.719,- netto ter zake van de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekering 2007, te vermeerderen met de daarover door de Belastingdienst eventueel in rekening gebrachte of te brengen rente, boete en invorderingskosten;
verklaart voornoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
veroordeelt Draka tot betaling van het bedrag van € 552.367,- netto ter zake van de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekering 2008, te vermeerderen met de daarover door de Belastingdienst eventueel in rekening gebrachte of te brengen rente, boete en invorderingskosten;
veroordeelt Draka in de kosten van het principale beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 1.513,- aan verschotten en € 13.652,50 aan salaris;
veroordeelt Draka in de kosten van het incidentele beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 5.842,50 aan verschotten;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, D.J. van der Kwaak en A.M.A. Verscheure en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.