Uitspraak
mr. W.H. van Barente Amsterdam,
mr. J.M. van Slootente Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 4 februari 2014, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft de naamloze vennootschap DRAKA HOLDING N.V. als appellante in principaal beroep en een niet nader genoemde geïntimeerde als appellante in incidenteel beroep. Het hof heeft in het tussenarrest de grieven van beide partijen beoordeeld. De grieven 1 tot en met 5, 7 en 8 van DRAKA zijn verworpen, terwijl grief 1 van de geïntimeerde werd gehonoreerd. Dit leidde tot de toewijzing van de vermeerdering van eis met betrekking tot de IB-aanslag 2008, terwijl de vermeerdering van eis van DRAKA werd afgewezen.
In de verdere beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de wijze van uitbetaling van de onder 3.27 van het tussenarrest genoemde posten en bedragen aan de orde is. De geïntimeerde heeft aangevoerd dat niet alleen het salaris en de vakantietoeslag, maar ook bonussen en andere betalingen op dezelfde wijze werden uitgekeerd. DRAKA heeft dit niet betwist, wat het hof ertoe bracht om te concluderen dat de uitbetaling van alle verschuldigde bedragen op dezelfde wijze diende te geschieden als eerder was gedaan.
Wat betreft de beëindigingsvergoeding heeft het hof in het tussenarrest al overwogen dat deze niet op een ongunstigere wijze kan worden uitbetaald dan de gebruikelijke wijze van salarisbetaling. Het hof heeft de grieven van DRAKA afgewezen en de geïntimeerde in het gelijk gesteld. Uiteindelijk heeft het hof de veroordelingen van DRAKA tot betaling van bedragen ter zake van de aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekering bevestigd, evenals de kostenveroordelingen voor beide partijen. Het arrest is openbaar uitgesproken op 27 januari 2015.