In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de aanslagen forensenbelasting die zijn opgelegd aan de belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning. De heffingsambtenaar van de gemeente Bergen heeft in 2012 aanslagen opgelegd voor de jaren 2009 en 2010, waarbij de belanghebbende werd aangeslagen voor een bedrag van respectievelijk € 1.201,20 en € 1.218,80. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam is ingediend. De belanghebbende stelt dat hij de woning in de onderhavige jaren deels zelf heeft gebruikt en dat de aanslagen onterecht zijn opgelegd, omdat hij de woning niet meer dan negentig dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende de woning in 2009 gedurende 41 dagen en in 2010 gedurende 38 dagen heeft gebruikt, en dat de woning in die jaren ook voor verhuur beschikbaar was. Het Hof concludeert dat de woning in beide jaren meer dan negentig dagen voor de belanghebbende beschikbaar is geweest, en bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank. De belanghebbende heeft ook aangevoerd dat er sprake is van rechtsongelijkheid, maar het Hof verwerpt dit standpunt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.