Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.De stukken van het geding
3.De feiten
5.Het standpunt van de oud-notaris
6.De beoordeling
De strafbare gedraging, waarvan klager wordt verdacht, is een zeer ernstig strafbaar feit want raakt de kern van het werk van een notaris, in het bijzonder zijn maatschappelijke functie. Die functie komt onder meer tot uitdrukking in artikel 21 van de Wet op het notarisambt. Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de notaris verplicht is de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten, behoudens het bepaalde in het tweede lid. Dit lid bepaalt onder meer dat de notaris verplicht is zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging de werkzaamheid die van hem wordt verlangd, leidt tot strijd met het recht of de openbare orde of wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben. De maatschappelijke functie van een notaris brengt met zich mee dat in het maatschappelijk verkeer vertrouwd moet kunnen worden op door hem opgestelde c.q. ondertekende stukken. Juist door dat vertrouwen in de bemoeiingen van de notaris pleegt er in het maatschappelijk verkeer een grote waarde te worden toegekend aan een door hem opgestelde overeenkomst. Zou bewezen verklaard worden dat klager zich in het kader van de uitoefening van zijn ambt schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift door een overeenkomst te antedateren dan zou dat ook ernstig afbreuk doen aan het ambt van notaris en de maatschappelijke functie van de notaris in het algemeen.”