Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
In verband met de gebroken pink heeft de kantonrechter aangenomen dat een bedrag van € 1.250,00 een passende immateriële schadevergoeding is. Hij heeft aanleiding gezien 50% daarvan op grond van eigen schuld voor rekening van [geïntimeerde] te laten, omdat [appellant] bij gebreke van verdenking van een strafbaar feit niet had mogen worden aangehouden. De door [geïntimeerde] gevorderde materiële schade is door de kantonrechter als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter tot een bedrag van € 178,50 in hoofdsom toewijsbaar geacht. De proceskosten in eerste aanleg zijn tussen partijen gecompenseerd.