Uitspraak
1.[appellant]
[appellante],
1.[geïntimeerden]
[geïntimeerden],
1.Het geding in hoger beroep
2.Motivering
“kunnen”in het eerste lid van artikel 3:27 BW erop duidt dat de openbare oproeping van alle belanghebbenden geen harde voorwaarde is. Met het woord
“kunnen”wordt hier slechts tot uitdrukking gebracht dat een partij ervoor kan kiezen om geen “gewone” declaratoire uitspraak te verkrijgen, maar een verklaring met bijzondere positieve kracht als bedoeld in dat artikel en dat in dat geval alle (derde-)belang- hebbenden openbaar moeten worden opgeroepen. In het licht van het voorgaande kan de enkele vermelding “bodemdagvaarding ex artikel 3:27 BW” in de kop van de inleidende dagvaarding niet tot de conclusie leiden dat geïntimeerden hebben bedoeld een dergelijke verklaring voor recht met zodanige positieve kracht te vorderen. Geïntimeerden hebben er nog op gewezen dat zij ook inschrijving van de verklaring voor recht hebben gevorderd en veroordeling van de Westland Utrecht Bank N.V. - mede-gedaagde van appellanten - tot (medewerking aan) doorhaling van het ten gunste van haar op het litigieuze stuk grond gevestigde hypotheekrecht. Nu deze vorderingen niet specifiek bij een vordering op basis van artikel 3:27 BW horen, kan dit evenmin tot de conclusie leiden dat de vordering van geïntimeerden een vordering in de zin van dat artikel betreft.