ECLI:NL:GHAMS:2015:30

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
200.149.531-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen oud-notaris inzake vereffening nalatenschap en tuchtrechtelijke procedure

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van erflater, een klacht ingediend tegen de oud-notaris die door de rechtbank was benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van haar vader. De klacht betreft verschillende verwijten aan de oud-notaris, waaronder het verstrekken van foutieve informatie aan een derde, het niet behartigen van de belangen van de nalatenschap, en het niet correct handelen in de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof heeft de klacht deels ongegrond verklaard en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover zij nieuwe klachtonderdelen heeft geformuleerd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer voor het notariaat, waarbij klaagster deels niet-ontvankelijk was verklaard in haar klacht en de overige onderdelen ongegrond zijn verklaard. De oud-notaris heeft verweer gevoerd en het hof oordeelt dat hij zijn zorgplicht als vereffenaar niet heeft geschonden. De zaak is behandeld op een openbare zitting waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De beslissing van het hof is op 13 januari 2015 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.149.531/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/170
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 januari 2015
inzake
[klaagster],
wonende te [plaatsnaam],
appellante,
tegen
[oud-notaris],
oud-notaris te [plaatsnaam],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 23 mei 2014 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 28 april 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2014:38). De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster deels niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen geïntimeerde (hierna: de oud-notaris) en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
De oud-notaris heeft op 18 juli 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Klaagster heeft op 10 oktober 2014 aanvullende stukken ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2014. Klaagster en de oud-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De partijen in deze procedure

Het hof zal allereerst ingaan op het bezwaar van klaagster dat alleen zij als klaagster is aangemerkt in de bestreden beslissing. Klaagster betoogt dat in de diverse, in eerste aanleg geproduceerde, stukken is vermeld dat ook haar broer, [broer], als klager dient te worden aangemerkt. Daaromtrent wordt het volgende overwogen. Klaagster schrijft in haar inleidende klacht van 7 november 2013 en haar repliek van 29 december 2013 weliswaar dat zij de klacht mede namens haar broer indient, maar beide stukken zijn niet (mede-)ondertekend door haar broer en ook blijkt niet van een daartoe strekkende volmacht aan klaagster. In hoger beroep, bij de nagekomen stukken die op 10 oktober 2014 zijn ingediend, heeft klaagster een algemene boedelvolmacht van 30 september 2014 overgelegd, waaruit blijkt dat [broer] klaagster volmacht geeft hem te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap van [erflater], hierna te noemen “erflater”. Nu deze algemene boedelvolmacht niet ziet op het voeren van deze tuchtrechtelijke procedure en dateert van na het indienen van de onderhavige klacht, kan klaagster uitsluitend voor zichzelf klagen. Haar broer is door de kamer terecht niet als partij aangemerkt.

4.De feiten

4.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, met dien verstande dat klaagster bezwaar heeft gemaakt tegen de feiten welke aldaar zijn weergegeven onder 2.2 en 2.5. Ten aanzien van dit bezwaar overweegt het hof als volgt.
Uit de bijlagen, overgelegd bij het inleidend klaagschrift, blijkt dat erflater op 22 april 2002 een testament heeft ondertekend waarbij hij eerdere akten van uiterste wil herroept en vernietigt. Voorts verstaat het hof dat erflater op 8 september 2002 het appartement, waar hij woonde met mevrouw [X] (hierna: [mevrouw X]), heeft verlaten, dat hij zich zelfstandig heeft gevestigd te [plaatsnaam] en dat hij in maart 2003 is verhuisd naar een zorgcentrum in [plaatsnaam] alwaar hij op 5 oktober 2003 is overleden.
Partijen hebben tegen de vaststelling van de overige feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
i. Erflater, vader van klaagster en haar broer, heeft ongeveer 30 jaar samengewoond met [mevrouw X]. In een kansovereenkomst en akten hebben erflater en [mevrouw X] wederzijdse afspraken vastgelegd over, onder meer, de financiële gang van zaken na overlijden van een van hen en over de gezamenlijke woning. Erflater heeft laatstelijk over zijn uiterste wil beschikt bij genoemd testament van 22 april 2002.
ii. De dochter van [mevrouw X], [dochter Y], is gehuwd met [meneer Z], eigenaar en directeur van [B.V.] (hierna: [B.V.]) en van [Onderneming A]. Sinds 1 november 2002 trad [meneer Z] op als gevolmachtigde van [mevrouw X] en op 17 november 2010 is haar dochter benoemd tot bewindvoerder over het vermogen van [mevrouw X].
iii. Erflater was ten tijde van zijn overlijden samen met [mevrouw X] eigenaar van een appartement, hetwelk door erflater werd verlaten op 8 september 2002. De broer van klaagster is op 8 november 2002 benoemd tot curator van erflater.
iv. Erflater is overleden op 5 oktober 2003. De broer van klaagster is benoemd tot executeur. Op 15 februari 2005 hebben klaagster en haar broer de nalatenschap beneficiair aanvaard.
v. De oud-notaris is op 20 april 2009 door de rechtbank Rotterdam benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van erflater. Deze benoeming is in rechte betwist door [mevrouw X]. Na een bekrachtiging van de benoeming door het gerechtshof te ’s-Gravenhage op 23 december 2009, is de notaris in 2010 begonnen met zijn werkzaamheden als vereffenaar.
vi. Op 10 februari 2011 is het aandeel van [mevrouw X] in het appartement zonder instemming van klaagster en haar broer geleverd aan [B.V.].
vii. Op 27 mei 2014 is [mevrouw X] overleden.
viii. Bij Koninklijk Besluit van 10 juli 2014 is aan de oud-notaris op eigen verzoek eervol ontslag verleend. In september 2014 heeft de oud-notaris de rechtbank [plaatsnaam] verzocht hem als vereffenaar te ontslaan.

5.Het standpunt van klaagster

Het hof verstaat het hoger beroep van klaagster aldus dat zij haar klacht herhaalt en op twee onderdelen wenst aan te vullen. Deze aanvulling betreft de klachtonderdelen 2 en 10. Het hof neemt echter de klacht zoals door klaagster geformuleerd in haar inleidend klaagschrift - en zoals door de kamer vervolgens opgenomen in de bestreden beslissing - tot uitgangspunt. De door klaagster genoemde aanvullingen betreffen naar oordeel van het hof nieuwe klachtonderdelen, die in de eerste aanleg niet aan de orde zijn geweest en waarvoor in hoger beroep geen plaats is. Klaagster is in zoverre niet ontvankelijk.
De klacht luidt, kort en zakelijk weergegeven, aldus:
1. De oud-notaris heeft [mevrouw X] onbevoegd foutieve informatie verschaft. [mevrouw X] was niet gerechtigd van deze informatie kennis te nemen, waardoor er vele jaren extra geprocedeerd moet worden, de beneficiaire aanvaarding niet vaststaat en het appartement in prijs is gedaald.
2. Door in een vaststellingsovereenkomst de verplichting op te nemen samen met een niet-eigenaar het appartement te verkopen, heeft de oud-notaris nagelaten de belangen van de nalatenschap te behartigen. Ook de overeenkomsten welke waren gesloten tussen erflater en [mevrouw X] zijn door de oud-notaris niet nageleefd.
3. De oud-notaris heeft getracht zich aan procederen - noodzakelijk voor de afwikkeling van de nalatenschap - te onttrekken.
4. De oud-notaris heeft klaagster aangezet tot het aankopen van de vorderingen van de nalatenschap op [mevrouw X] voor een bedrag van € 1,-, waardoor de beneficiaire aanvaarding geen rol meer speelt en klaagster voor eigen rekening en risico moet procederen.
5. De oud-notaris heeft nagelaten de kosten van gerechtelijke procedures in te dienen als vereffeningskosten.
6. De oud-notaris heeft zuivere aanvaarding van de nalatenschap uitgelokt door betaling van woonlasten en proceskosten te vragen.
7. De oud-notaris komt niet op voor privé-eigendommen van de broer van klaagster, te weten drie vergulde borden.
8. De oud-notaris heeft verzuimd de juiste stappen te ondernemen na het arrest van het gerechtshof van 29 mei 2013 over verkoop en levering van het aandeel van [mevrouw X] in het appartement. De procedure over het terugleveren is door de oud-notaris verloren.
9. De oud-notaris heeft bij de rechtbank heimelijk zijn ontslag aangevraagd zonder de erfgenamen te informeren. Nadat dit verzoek niet is ingewilligd, heeft de oud-notaris nog enkele pogingen gedaan en met ontslag gedreigd naar de erfgenamen.
10. De oud-notaris wist niet wie de juridisch adviseur van de erfgenamen was, terwijl hij op verschillende manieren contact met deze adviseur had gehad.
11. De oud-notaris pleegt weinig tot geen overleg met de erfgenamen, verstrekt niet alle informatie en maakt geen gebruik van de dossierkennis van de erfgenamen.

6.Het standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna weergegeven.

7.De beoordeling

7.1.
Het hof begrijpt
klachtonderdeel 1aldus dat klaagster de oud-notaris verwijt dat hij gedetailleerde informatie heeft gegeven aan (de advocaat van) [mevrouw X]. De oud-notaris heeft hiertegen ingebracht dat hij alleen antwoord heeft gegeven op vragen die hem werden gesteld en dat door hem geen informatie is verstrekt omtrent het verloop van vermogensmutaties. Met de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris gehouden is de belangen van alle betrokkenen bij de nalatenschap te behartigen en dat daarbij ook het antwoord geven op relevante vragen van belanghebbenden hoort. Dat de oud-notaris onjuiste of meer informatie dan noodzakelijk heeft verschaft en dat dit vele jaren procederen tot gevolg heeft gehad, zoals klaagster betoogt, is niet komen vast te staan.
7.2.
Klachtonderdeel 2betreft handelingen die de oud-notaris heeft verricht in verband met het gemeenschappelijk appartement van erflater en [mevrouw X], in het bijzonder de vaststellingsovereenkomst die hij als vereffenaar heeft gesloten ten overstaan van de rechter in kort geding van de rechtbank Rotterdam betreffende de verkoop en levering van het appartement. De oud-notaris heeft toegelicht dat het redigeren van de tekst van de overeenkomst plaatsvond tijdens de zitting ten overstaan van de voorzieningenrechter in aanwezigheid van, onder meer, de raadsman van klaagster.
Het hof is van oordeel dat de oud-notaris, als vereffenaar, overeenkomstig zijn zorgplicht heeft gehandeld door een vaststellingsovereenkomst te sluiten waarin een regeling werd getroffen met betrekking tot de gezamenlijke verkoop en de verkoopopbrengst van het appartement, dat al geruime tijd leeg stond. Omdat [B.V.] op dat moment mede-eigenaar was werd de overeenkomst met haar gesloten. Ook dit klachtonderdeel faalt.
7.3.
Het hof deelt het oordeel van de kamer met betrekking tot
klachtonderdeel 3. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij de verkeerde keuzes heeft gemaakt als het gaat om het voeren van procedures als vereffenaar van de boedel. Los van het feit dat de oud-notaris, zoals klaagster zelf ook naar voren heeft gebracht, als vereffenaar (onvrijwillig) betrokken raakte in procedures die door anderen werden aangespannen, is het aan de vereffenaar om, steeds in het belang van de boedel, zijn beleid te bepalen ten aanzien van het entameren van een gerechtelijke procedure, dan wel om te kiezen voor het voeren van overleg om zo de boedelkosten te besparen. Het mag zo zijn dat klaagster het niet eens is met deze gemaakte keuzes, maar haar argumenten vinden hun grond in prognoses over hoe een te voeren procedure had kunnen aflopen, en kunnen reeds daarom niet tot de conclusie leiden dat de oud-notaris verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel faalt.
7.4.
Met
klachtonderdeel 4klaagt klaagster erover dat de oud-notaris haar heeft voorgesteld de vorderingen van de boedel op [mevrouw X] voor een symbolisch bedrag van € 1,- te kopen, zodat klaagster zelf, op eigen kosten en voor eigen risico gerechtelijke procedures kon voeren tegen [mevrouw X]. Klaagster stelt zich op het standpunt dat dit in strijd is met haar beneficiaire aanvaarding, omdat het beschikkingsdaden betreft. De oud-notaris heeft naar voren gebracht dat hij deze suggestie heeft gedaan teneinde de boedel niet langer te belasten met kostbare en tijdrovende procedures. Het hof is van oordeel dat de oud-notaris een dergelijke constructie mocht onderzoeken nu het doel ervan was de boedel te ontlasten van lange en kostbare procedures. Het hof volgt klaagster niet in haar betoog dat zij, door aankoop en overname van de vorderingen van de boedel op [mevrouw X], haar beneficiaire aanvaarding in gevaar zou brengen. Ook dit klachtonderdeel faalt.
7.5.
Ten aanzien van
klachtonderdeel 5leidt het hof uit het door partijen over en weer gestelde af dat zij het oordeel van de kamer delen dat deze klacht ongegrond is. Klaagster heeft in haar hoger beroep naar voren gebracht dat zij deze klacht wil wijzigen in die zin dat de oud-notaris de toestemming van de kantonrechter onrechtmatig heeft willen gebruiken. Deze wijziging van de klacht wordt door het hof gekwalificeerd als een nieuwe klacht die niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingediend. Het oorspronkelijk ingediende klachtonderdeel is ongegrond en klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar nieuwe klacht.
7.6.
In
klachtonderdeel 6verwijt klaagster de oud-notaris dat hij de erfgenamen regelmatig tot handelingen heeft aangezet waaruit, althans volgens klaagster, zou blijken dat zij en haar broer de nalatenschap zuiver hebben aanvaard. In hoger beroep concretiseert klaagster haar verwijt met een groot aantal voorbeelden, waarvan de oud-notaris betwist dat deze het door klaagster gestelde gevolg zouden kunnen hebben. Naar oordeel van het hof heeft klaagster weliswaar het klachtonderdeel verder geconcretiseerd, maar betreffen de voorbeelden (al dan niet nieuwe) aantijgingen aan het adres van de oud-notaris die niet tot het door klaagster geschetste gevolg van een zuivere aanvaarding zouden hebben kunnen leiden. Ook dit klachtonderdeel faalt.
7.7.
Voor wat betreft
klachtonderdeel 7verwijst het hof naar overweging 3 van deze beslissing. De broer van klaagster is geen partij in deze procedure. De kamer heeft klaagster dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in dit klachtonderdeel.
7.8.
Het hof begrijpt
klachtonderdeel 8aldus dat klaagster de oud-notaris verwijt dat hij niet de juiste stappen heeft genomen teneinde de verkoop en levering van het aandeel van [mevrouw X] in het appartement (aan [B.V.]) ongedaan te maken. Voor zover klaagster zich opnieuw beklaagt over de ten overstaan van de voorzieningenrechter gesloten vaststellingsovereenkomst verwijst het hof naar hetgeen is overwogen ten aanzien van klachtonderdeel 2. Voor zover klaagster betoogt dat de oud-notaris geen of te weinig actie heeft ondernomen ten aanzien van de wijze van inschrijving van het appartement in het Kadaster overweegt het hof dat de bewaarder van het Kadaster heeft besloten het appartement op naam van [B.V.] gesteld te houden, welke beslissing niet voor rekening van de oud-notaris komt. Het is aan de oud-notaris om te beoordelen of het in het belang van de vereffening van de nalatenschap is hierover een juridische discussie te voeren, hetgeen klaagster voorstaat. Niet gebleken is dat de oud-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het voeren van deze discussie achterwege te laten. Het klachtonderdeel faalt.
7.9. Met betrekking tot
klachtonderdeel 9maakt het hof de overweging van de kamer ter zake van deze klacht tot de zijne: het staat een vereffenaar vrij om, om hem moverende redenen, ontslag te vragen. Gezien de omstandigheden is ook het hof van oordeel dat het zeker niet verwijtbaar is dat de oud-notaris klaagster niet op de hoogte heeft gesteld van zijn verzoek. De door klaagster in hoger beroep herhaalde stellingen maken dit niet anders.
7.10.
Het voorgaande geldt ook voor
klachtonderdeel 10. Dat er volgens klaagster van geen twijfel sprake kan zijn over de vraag wie de juridisch adviseur van de erfgenamen was, maakt niet dat de oud-notaris klachtwaardig heeft gehandeld.
7.11.
Ten aanzien van
klachtonderdeel 11overweegt het hof dat klaagster een groot aantal aantijgingen aan het adres van de oud-notaris opsomt maar daarmee is, gelet op de toelichting die de oud-notaris heeft gegeven en gelet op de inhoud van het dossier, nog niet komen vast te staan dat de oud-notaris ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het omvangrijke dossier maakt het hof op dat de oud-notaris zijn rol als vereffenaar moest vervullen onder complexe omstandigheden waarbij van tevoren al vaststond dat hij nooit naar (volle) tevredenheid van alle betrokken partijen zou kunnen handelen.
Aangezien niet is gebleken dat de oud-notaris niet correct of niet professioneel heeft gehandeld, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
7.12.
Voor zover klaagster heeft beoogd om de oud-notaris aansprakelijk te stellen voor door hem veroorzaakte schade wijst het hof erop dat voor een dergelijke vordering geen ruimte is in een tuchtrechtelijke procedure als deze.
7.13.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
7.14.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

Het hof:
- verklaart [broer] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover zij nieuwe klachtonderdelen heeft geformuleerd;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, C.H.M. van Altena en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2015 door de rolraadsheer.