Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.De stukken van het geding
3.De partijen in deze procedure
4.De feiten
Uit de bijlagen, overgelegd bij het inleidend klaagschrift, blijkt dat erflater op 22 april 2002 een testament heeft ondertekend waarbij hij eerdere akten van uiterste wil herroept en vernietigt. Voorts verstaat het hof dat erflater op 8 september 2002 het appartement, waar hij woonde met mevrouw [X] (hierna: [mevrouw X]), heeft verlaten, dat hij zich zelfstandig heeft gevestigd te [plaatsnaam] en dat hij in maart 2003 is verhuisd naar een zorgcentrum in [plaatsnaam] alwaar hij op 5 oktober 2003 is overleden.
Partijen hebben tegen de vaststelling van de overige feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
5.Het standpunt van klaagster
6.Het standpunt van de oud-notaris
7.De beoordeling
klachtonderdeel 1aldus dat klaagster de oud-notaris verwijt dat hij gedetailleerde informatie heeft gegeven aan (de advocaat van) [mevrouw X]. De oud-notaris heeft hiertegen ingebracht dat hij alleen antwoord heeft gegeven op vragen die hem werden gesteld en dat door hem geen informatie is verstrekt omtrent het verloop van vermogensmutaties. Met de kamer is het hof van oordeel dat de oud-notaris gehouden is de belangen van alle betrokkenen bij de nalatenschap te behartigen en dat daarbij ook het antwoord geven op relevante vragen van belanghebbenden hoort. Dat de oud-notaris onjuiste of meer informatie dan noodzakelijk heeft verschaft en dat dit vele jaren procederen tot gevolg heeft gehad, zoals klaagster betoogt, is niet komen vast te staan.
Het hof is van oordeel dat de oud-notaris, als vereffenaar, overeenkomstig zijn zorgplicht heeft gehandeld door een vaststellingsovereenkomst te sluiten waarin een regeling werd getroffen met betrekking tot de gezamenlijke verkoop en de verkoopopbrengst van het appartement, dat al geruime tijd leeg stond. Omdat [B.V.] op dat moment mede-eigenaar was werd de overeenkomst met haar gesloten. Ook dit klachtonderdeel faalt.
klachtonderdeel 3. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij de verkeerde keuzes heeft gemaakt als het gaat om het voeren van procedures als vereffenaar van de boedel. Los van het feit dat de oud-notaris, zoals klaagster zelf ook naar voren heeft gebracht, als vereffenaar (onvrijwillig) betrokken raakte in procedures die door anderen werden aangespannen, is het aan de vereffenaar om, steeds in het belang van de boedel, zijn beleid te bepalen ten aanzien van het entameren van een gerechtelijke procedure, dan wel om te kiezen voor het voeren van overleg om zo de boedelkosten te besparen. Het mag zo zijn dat klaagster het niet eens is met deze gemaakte keuzes, maar haar argumenten vinden hun grond in prognoses over hoe een te voeren procedure had kunnen aflopen, en kunnen reeds daarom niet tot de conclusie leiden dat de oud-notaris verwijtbaar heeft gehandeld. Het klachtonderdeel faalt.
klachtonderdeel 4klaagt klaagster erover dat de oud-notaris haar heeft voorgesteld de vorderingen van de boedel op [mevrouw X] voor een symbolisch bedrag van € 1,- te kopen, zodat klaagster zelf, op eigen kosten en voor eigen risico gerechtelijke procedures kon voeren tegen [mevrouw X]. Klaagster stelt zich op het standpunt dat dit in strijd is met haar beneficiaire aanvaarding, omdat het beschikkingsdaden betreft. De oud-notaris heeft naar voren gebracht dat hij deze suggestie heeft gedaan teneinde de boedel niet langer te belasten met kostbare en tijdrovende procedures. Het hof is van oordeel dat de oud-notaris een dergelijke constructie mocht onderzoeken nu het doel ervan was de boedel te ontlasten van lange en kostbare procedures. Het hof volgt klaagster niet in haar betoog dat zij, door aankoop en overname van de vorderingen van de boedel op [mevrouw X], haar beneficiaire aanvaarding in gevaar zou brengen. Ook dit klachtonderdeel faalt.
klachtonderdeel 5leidt het hof uit het door partijen over en weer gestelde af dat zij het oordeel van de kamer delen dat deze klacht ongegrond is. Klaagster heeft in haar hoger beroep naar voren gebracht dat zij deze klacht wil wijzigen in die zin dat de oud-notaris de toestemming van de kantonrechter onrechtmatig heeft willen gebruiken. Deze wijziging van de klacht wordt door het hof gekwalificeerd als een nieuwe klacht die niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingediend. Het oorspronkelijk ingediende klachtonderdeel is ongegrond en klaagster wordt niet-ontvankelijk verklaard in haar nieuwe klacht.
klachtonderdeel 6verwijt klaagster de oud-notaris dat hij de erfgenamen regelmatig tot handelingen heeft aangezet waaruit, althans volgens klaagster, zou blijken dat zij en haar broer de nalatenschap zuiver hebben aanvaard. In hoger beroep concretiseert klaagster haar verwijt met een groot aantal voorbeelden, waarvan de oud-notaris betwist dat deze het door klaagster gestelde gevolg zouden kunnen hebben. Naar oordeel van het hof heeft klaagster weliswaar het klachtonderdeel verder geconcretiseerd, maar betreffen de voorbeelden (al dan niet nieuwe) aantijgingen aan het adres van de oud-notaris die niet tot het door klaagster geschetste gevolg van een zuivere aanvaarding zouden hebben kunnen leiden. Ook dit klachtonderdeel faalt.
klachtonderdeel 7verwijst het hof naar overweging 3 van deze beslissing. De broer van klaagster is geen partij in deze procedure. De kamer heeft klaagster dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in dit klachtonderdeel.
klachtonderdeel 8aldus dat klaagster de oud-notaris verwijt dat hij niet de juiste stappen heeft genomen teneinde de verkoop en levering van het aandeel van [mevrouw X] in het appartement (aan [B.V.]) ongedaan te maken. Voor zover klaagster zich opnieuw beklaagt over de ten overstaan van de voorzieningenrechter gesloten vaststellingsovereenkomst verwijst het hof naar hetgeen is overwogen ten aanzien van klachtonderdeel 2. Voor zover klaagster betoogt dat de oud-notaris geen of te weinig actie heeft ondernomen ten aanzien van de wijze van inschrijving van het appartement in het Kadaster overweegt het hof dat de bewaarder van het Kadaster heeft besloten het appartement op naam van [B.V.] gesteld te houden, welke beslissing niet voor rekening van de oud-notaris komt. Het is aan de oud-notaris om te beoordelen of het in het belang van de vereffening van de nalatenschap is hierover een juridische discussie te voeren, hetgeen klaagster voorstaat. Niet gebleken is dat de oud-notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het voeren van deze discussie achterwege te laten. Het klachtonderdeel faalt.
7.9. Met betrekking tot
klachtonderdeel 9maakt het hof de overweging van de kamer ter zake van deze klacht tot de zijne: het staat een vereffenaar vrij om, om hem moverende redenen, ontslag te vragen. Gezien de omstandigheden is ook het hof van oordeel dat het zeker niet verwijtbaar is dat de oud-notaris klaagster niet op de hoogte heeft gesteld van zijn verzoek. De door klaagster in hoger beroep herhaalde stellingen maken dit niet anders.
klachtonderdeel 10. Dat er volgens klaagster van geen twijfel sprake kan zijn over de vraag wie de juridisch adviseur van de erfgenamen was, maakt niet dat de oud-notaris klachtwaardig heeft gehandeld.
klachtonderdeel 11overweegt het hof dat klaagster een groot aantal aantijgingen aan het adres van de oud-notaris opsomt maar daarmee is, gelet op de toelichting die de oud-notaris heeft gegeven en gelet op de inhoud van het dossier, nog niet komen vast te staan dat de oud-notaris ook tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het omvangrijke dossier maakt het hof op dat de oud-notaris zijn rol als vereffenaar moest vervullen onder complexe omstandigheden waarbij van tevoren al vaststond dat hij nooit naar (volle) tevredenheid van alle betrokken partijen zou kunnen handelen.