Uitspraak
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 een incidenteel tussenarrest gewezen in een hoger beroep dat door [appellant] was ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Het vonnis, dat op 10 maart 2015 was gewezen, betrof de ontbinding van een huurovereenkomst en de veroordeling van [appellant] tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. [appellant] heeft in hoger beroep gevorderd dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis wordt geschorst, omdat hij vreesde dat hij bij ontruiming niet terug zou kunnen keren naar zijn woning. Hij voerde aan dat zijn advocaat in eerste aanleg verzuimd had om verweer te voeren tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad, wat hem ernstig benadeelde. Het hof heeft de incidentele vordering van [appellant] afgewezen, omdat niet was gebleken dat het bestreden vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. De klachten van [appellant] over de hoogte van de huurachterstand en het ontbreken van een oordeel over een eventuele terme de grâce waren niet voldoende om aan te nemen dat de executie van het vonnis een noodtoestand zou veroorzaken. Het hof oordeelde dat [geïntimeerden] een in redelijkheid te respecteren belang hadden bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die werd verwezen naar de rol voor memorie van antwoord door [geïntimeerden].