ECLI:NL:GHAMS:2015:3043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
200.169.409-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidenteel tussenarrest inzake huurovereenkomst en ontruiming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 een incidenteel tussenarrest gewezen in een hoger beroep dat door [appellant] was ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Het vonnis, dat op 10 maart 2015 was gewezen, betrof de ontbinding van een huurovereenkomst en de veroordeling van [appellant] tot betaling van huurachterstand en ontruiming van de woning. [appellant] heeft in hoger beroep gevorderd dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis wordt geschorst, omdat hij vreesde dat hij bij ontruiming niet terug zou kunnen keren naar zijn woning. Hij voerde aan dat zijn advocaat in eerste aanleg verzuimd had om verweer te voeren tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad, wat hem ernstig benadeelde. Het hof heeft de incidentele vordering van [appellant] afgewezen, omdat niet was gebleken dat het bestreden vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. De klachten van [appellant] over de hoogte van de huurachterstand en het ontbreken van een oordeel over een eventuele terme de grâce waren niet voldoende om aan te nemen dat de executie van het vonnis een noodtoestand zou veroorzaken. Het hof oordeelde dat [geïntimeerden] een in redelijkheid te respecteren belang hadden bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die werd verwezen naar de rol voor memorie van antwoord door [geïntimeerden].

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer gerechtshof : 200.169.409/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3439619 CV EXPL 14-27096
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 juli 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats ] ,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. M.E. Zweers te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats ] ,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. S.M. van de Weijer te Duivendrecht.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerden] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 30 april 2015 in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter in rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder bovenstaand zaaknummer gewezen vonnis van 10 maart 2015 tussen [geïntimeerden] als eisers en [appellant] als gedaagde. De grieven van [appellant] tegen dit vonnis zijn in de appeldag- vaarding opgenomen. Tevens heeft [appellant] daarbij een incidentele vordering ingesteld en producties overgelegd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- een akte overlegging producties van [appellant] , met producties;
- memorie van antwoord in het incident, met een productie.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
[appellant] heeft incidenteel gevorderd dat het hof zal bepalen dat het bestreden vonnis, dan wel dat vonnis voor zover het de ontruiming van de woning betreft, niet (meer) uitvoerbaar bij voorraad is en het appel schorsende werking heeft, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het incident, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd dat het hof [appellant] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn incidentele vordering, althans die vordering zal afwijzen, met veroordeling van [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het incident.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor het incident van belang, om het volgende. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] ontbonden. Daarnaast is [appellant] door de kantonrechter veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] van € 2.142,- aan huurachterstand berekend tot en met december 2014, € 278,31 aan buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente over de telkens openstaande huurachterstand vanaf 18 september 2014 tot aan de dag van voldoening en € 531,61 voor elke maand dat [appellant] na 1 januari 2015 het gehuurde in gebruik houdt. Verder heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld om de woning na betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten, en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [geïntimeerden] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm. Deze veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2.
Ter onderbouwing van zijn incidentele vordering heeft [appellant] - samengevat - het volgende aangevoerd. Zijn advocaat in eerste aanleg heeft verzuimd verweer te voeren tegen de door [geïntimeerden] verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad, terwijl hij ( [appellant] ) daar groot belang bij had en heeft. [appellant] heeft zijn hoofdverblijf in de woning en bij ontruiming zal de woning niet leeg blijven staan. Het is zowel bij verkoop als bij opnieuw verhuren aannemelijk dat de woning weer bewoond gaat worden voordat het hof eindarrest zal wijzen, zodat [appellant] bij een succesvol appel niet zal kunnen terugkeren naar zijn woning. [appellant] wijst erop dat hij na een roerige periode thans weer een vast inkomen heeft en in staat is om de lopende huur te voldoen en om in te lopen op een eventuele huurachterstand. Het appel is volgens hem ook zeker niet kansloos, nu de huurachterstand waarschijnlijk minder bedroeg dan in eerste aanleg door de kantonrechter is vastgesteld, de hoogte van die achterstand is vastgesteld op basis van onvoldoende onderbouwde stellingen van [geïntimeerden] en de kantonrechter niet heeft geoordeeld over een eventuele terme de grâce. Op grond van dit een en ander dient volgens [appellant] in ieder geval aan de opgelegde ontruimingsverplichting de uitvoerbaarheid bij voorraad te worden ontnomen, althans dient de executie daarvan te worden geschorst hangende het appel.
2.3.
[geïntimeerden] hebben verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.4.
Het hof begrijpt de incidentele vordering van [appellant] aldus dat hij - op de voet van artikel 351 Rv - vordert dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, althans van de daarbij uitgesproken veroordeling tot ontruiming, zal schorsen totdat eindarrest is gewezen. Bij de beoordeling van die incidentele vordering neemt het hof tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal aan de orde zijn indien de executant, mede gelet op de - voor hem kenbare - belangen van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5.
Niet is gebleken dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. De klacht van [appellant] over de hoogte van de door de kantonrechter vastgestelde huurachterstand is daartoe niet voldoende, zijn klacht dat de kantonrechter niet heeft geoordeeld over een eventuele terme de grâce evenmin. Het betoog van [appellant] dat het, mede gelet op deze klachten, aannemelijk is dat het hof tot een ander, voor hem gunstiger oordeel zal komen dan de kantonrechter, stuit reeds af op het uitgangspunt dat aan het slot van 2.4 is geformuleerd. Argumenten die met zich zouden brengen dat dit uitgangspunt hier niet gehanteerd dient te worden, heeft [appellant] niet aangevoerd. Voorts is gesteld noch gebleken dat na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand bij [appellant] zal doen ontstaan. De omstandigheid dat een ontruiming van de woning waarschijnlijk onomkeerbaar zal zijn, is op zichzelf niet voldoende voor de vaststelling van een noodtoestand als hiervoor bedoeld. Daarnaast is niet gebleken dat [geïntimeerden] geen in redelijkheid te respecteren belang hebben bij tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, voordat in hoger beroep eindarrest zal zijn gewezen. Op grond van al het vorenstaande oordeelt het hof dat de incidentele vordering van [appellant] moet worden afgewezen.
2.6.
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
2.7.
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor memorie van antwoord door [geïntimeerden]

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 1 september 2015 voor memorie van antwoord door [geïntimeerden] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C. Uriot en R.H.C. van Harmelen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2015.