Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR HET
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BEROEPSGOEDERENVERVOER OVER DE WEG EN DE VERHUUR VAN MOBIELE KRANEN,
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.Beoordeling
grief 1voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte ervan is uitgegaan dat hij het formulier bedrijfsonderzoek, dat hem bij brief van 29 december 2011 door Sbpf was toegezonden, niet ingevuld heeft geretourneerd.
“
Het koerierswerk, waar de grootste omzet wordt gehaald, doet de heer [appellant] merendeels zelf. Zeer incidenteel doet een oproepkracht dit koerierswerk (...)” en “
In het garagebedrijf echter heeft [X] wel werknemers. Deze werknemers vallen m.i. echter niet onder de CAO van het vervoersbedrijf maar onder de CAO van het Garagebedrijf (Klein metaal). Immers het looncomponent in de activiteit garage is veel groter dan in het koerierswerk en dientengevolge is m.i. cliënt geen deelnemer in uw bedrijfspensioenfonds.”
Uit uw bezwaar van 17 december 2012 maak ik op dat de hoofdactiviteiten bestaan uit koerierswerkzaamheden. Immers uit deze activiteiten wordt de grootste omzet gehaald. Dit betekent dat uw onderneming valt onder de verplichtstelling van Pensioenfonds Vervoer.
grief 2, waarin [appellant] erover klaagt dat de kantonrechter voorbij is gegaan aan door hem verstrekte informatie en geen onderzoek heeft ingesteld dan wel een persoon heeft aangewezen om inzage te doen in de administratie van zijn onderneming, tevergeefs is voorgesteld. Sbpf en Soob waren niet gehouden om in het bedrijf van [appellant] een onderzoek in te stellen naar zijn bedrijfsactiviteiten. Het lag in de eerste plaats op de weg van [appellant] de door Sbpf en Soob gevraagde gegevens te verstrekken, wat hij - als overwogen – achterwege heeft gelaten.
grief 3geen doel. De omstandigheid dat [appellant] per 1 november 2012 verplicht bij het Bedrijfspensioenfonds Metaal en Techniek is aangesloten heeft voor de premieplicht van [appellant] jegens Sbpf geen consequentie omdat deze uitsluitend ziet op premies over de periode maart tot en met oktober 2012. Bij pleidooi in hoger beroep is van de zijde van [appellant] naar voren gebracht dat het Bedrijfspensioenfonds Metaal en Techniek [appellant] met ingang van 1 januari 2012 bij het dat fonds heeft aangesloten. De advocaat van Sbpf en Soob heeft dit bij gebrek aan wetenschap weersproken en bezwaar gemaakt tegen overlegging door de advocaat van [appellant] van de e-mail waarin dit zou zijn bevestigd. Het hof heeft niet toegestaan dat deze e-mail alsnog in het geding wordt gebracht omdat het procesreglement van het gerechtshof zich daartegen verzet en de goede procesorde eraan in de weg staat dat eerst bij pleidooi in hoger beroep feitelijke onderbouwing wordt gegeven aan een stelling die reeds eerder had kunnen worden ingenomen.