ECLI:NL:GHAMS:2015:34

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
200.149.546-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over zorgvuldigheid en geheimhoudingsplicht in koopovereenkomst

In deze zaak hebben klagers, verkopers van een appartement, een klacht ingediend tegen hun notaris. De klagers verwijten de notaris dat zij niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht in de afhandeling van de koopovereenkomst. De notaris heeft klagers niet geïnformeerd over de inhoud van een e-mail van de koper, waarin deze aangaf de koopovereenkomst te willen ontbinden. Zonder overleg met klagers heeft de notaris de koper per e-mail geïnformeerd dat de koopovereenkomst niet meer kon worden ontbonden. Dit gebeurde nadat de notaris had ontdekt dat de koper een vervalst betalingsbewijs had overgelegd. De kamer voor het notariaat heeft de klacht op drie onderdelen gegrond verklaard en de notaris een waarschuwing opgelegd. Het hof heeft de klacht echter in zijn geheel ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat de notaris haar geheimhoudingsplicht correct heeft geïnterpreteerd en dat zij niet in strijd heeft gehandeld door de e-mail van de koper niet aan klagers door te sturen. De notaris had geen reden om aan de goede trouw van de koper te twijfelen, en de inhoud van de e-mail van de notaris aan klagers was niet in strijd met de waarheid. Het hof vernietigt de eerdere beslissing van de kamer voor wat betreft de klachtonderdelen die door de kamer gegrond zijn verklaard en bevestigt de beslissing voor het overige.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.149.350/01 NOT en 200.149.546/01 NOT
nummer eerste aanleg : 13-43
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 januari 2015
inzake (200.149.350/01 NOT):
[naam],
notaris te [plaats],
appellante,
gemachtigde: mr. T. Riyazi, advocaat te Den Haag,
tegen
1.[klager],
2. [klaagster],
beiden wonend te [plaats],
geïntimeerden,
gemachtigde: mr. J. Wind, advocaat te Rotterdam,
en inzake (200.149.546/01 NOT):
1.[klager],
2. [klaagster],
beiden wonend te [plaats],
appellanten,
gemachtigde: mr. J. Wind, advocaat te Rotterdam,
tegen
[naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. T. Riyazi, advocaat te Den Haag.

1.De gedingen in hoger beroep

1.1.
In de zaak met zaaknummer 200.149.350/01 heeft appellante (hierna: de notaris) op 19 mei 2014 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 23 april 2014 (ECLI:NL:TNORDHA:2014:10). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerden (hierna: klagers) tegen de notaris op een onderdeel ongegrond en op drie onderdelen gegrond verklaard, onder oplegging van de maatregel van waarschuwing
.
1.2.
In de zaak met zaaknummer 200.149.546/01 is door klagers op 23 mei 2014 eveneens hoger beroep ingesteld tegen voormelde beslissing van de kamer.
1.3.
De notaris en klagers hebben een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaken zijn gezamenlijk behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 30 oktober 2014. Klagers en de notaris zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Het gaat in deze zaak - samengevat weergegeven - om het volgende.
3.2.1.
Klagers, verkopers van een appartement te [plaats], hebben op 4 april 2013 een schriftelijke koopovereenkomst met een koper gesloten.
3.2.2.
De koper heeft op 8 april 2013 om 23.42 uur aan een medewerker van de notaris, mr. [X] (hierna: mr. [X]), een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:
“Beste [naam],
Even tussen ons tweeën. [naam] en ik hebben een enorme ruzie gehad… Zakelijk gaan we zeker verder. Maar nu weet ik niet of wij privé verder gaan…
Aangezien ik tot morgen 0.00 heb om eventueel onder t huis uit te komen… Zeg ik nu dat ik er vanaf zie. Ik heb overigens al de borgsom van 110.000E ter beschikking!! Weet niet of ik daar alleen zou willen wonen… Dus u hoeft geen van de partijen in te lichten, aangezien ik tot morgen 00.00 heb.
Kan ik u morgen rond 16.00 vertellen of t doorgaat, ik mail U. De notariskosten betaal ik sowieso, no matter what. Nogmaals, ik hoop dat dit absoluut niet bij [naam] terechtkomt. Hij weet niet dat ik nu een mail stuur, en wellicht is morgen alles weer oke en gaan wij in t topappartement wonen. Of wellicht na een nachtje slapen zie ik me daar eventueel ook alleen wonen!!
Ik meld mij morgen voor 16.00 uur en hoop van harte dat [naam] hier even buiten blijft. (Is ook logisch alle miljoenen zijn immers van mij) Ook heb ik voor u alle stukken van mijn erfenis, die zend ik u morgen per post door!! Of breng ik langs!
(…)”
3.2.3.
In reactie hierop bericht mr. [X] bij e-mail van 9 april 2013 aan de koper - kort gezegd - dat de bedenktijd op maandag 8 april 2013 om 00:00 uur afliep, zodat de koper de koopovereenkomst niet meer op grond van de bedenktijd kan ontbinden.
Klagers zijn door het notariskantoor op dat moment niet van deze e-mailwisseling op de hoogte gesteld.
3.2.4.
Op 18 april 2013 hebben klagers via hun makelaar een e-mail ontvangen afkomstig van mr. [X]. In die e-mail staat dat van de koper alleen een copy/paste uit haar internetbankieren scherm is ontvangen - betreffende de betaling van de waarborgsom - en geen gegevens van de private banker of een kopie afschrift.
3.2.5.
De koper heeft aan de makelaar van klagers in een e-mail van 26 april 2013 onder meer bericht dat zij “binnen het termijn van de bedenktijd” een e-mail aan de notaris had gezonden.
3.2.6.
Bij e-mail van 6 mei 2013 heeft de notaris aan klagers bericht dat zij - kort gezegd -
van de koper geen e-mail heeft mogen ontvangen waarbij een correct beroep is gedaan op inroeping van de bedenktijd.
3.2.7.
Koper heeft de gekochte woning niet afgenomen; op 24 mei 2013 heeft een waarnemer van de notaris een akte van non comparitie van koper gepasseerd.

4.Het standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat zij niet de door haar jegens klagers in acht te nemen zorgvuldigheid heeft betracht. Hiertoe voeren klagers het volgende aan.
i De notaris heeft klagers niet op de hoogte gebracht van de inhoud, althans de strekking van de e-mail van 8 april 2013 van de koper, waarmee de koper binnen de bedenktijd een ontbindingsverklaring uitbracht. Dit terwijl partijen in verband met de koopovereenkomst domicilie hebben gekozen op het kantoor van de notaris.
ii Zonder overleg met klagers is onder verantwoordelijkheid van de notaris aan de koper per e-mail van 9 april 2013 bericht dat zij de koopovereenkomst niet meer kon ontbinden.
iii Nadat de notaris was gebleken dat koper op of omstreeks 18 april 2013 door middel van een gefabriceerde screenprint uit telebanking had geprobeerd de notaris te laten geloven dat de koper de waarborgsom had voldaan, heeft de notaris haar werkzaamheden ten onrechte niet gestaakt.
iv De inhoud van de e-mail van 6 mei 2013 van de notaris aan klagers is in strijd met de waarheid.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Klachtonderdelen i, ii en iv
6.1.
Aangezien deze klachtonderdelen alle betrekking hebben op de inhoud en strekking van de
e-mail van 8 april 2013 van de koper aan mr. [X] en de naar aanleiding van deze e-mail door de notaris niet dan wel onjuiste aan klagers verstrekte informatie, zal het hof deze klachtonderdelen - net als de kamer - gezamenlijk behandelen.
6.2.
Het uitgangspunt is dat een notaris op de voet van artikel 22 van de Wet op het notarisambt (Wna) ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis neemt, tot geheimhouding verplicht is. Het is in eerste instantie aan een notaris zelf om te bepalen wanneer iets wel of niet onder zijn geheimhoudingsplicht valt. In zoverre volgt het hof het oordeel van de kamer.
Anders dan de kamer is het hof evenwel van oordeel dat de notaris in dit geval haar geheimhoudingsplicht juist heeft geïnterpreteerd door de e-mail van 8 april 2013 van de koper niet aan klagers door te sturen en klagers ook niet op de hoogte te brengen van de strekking van deze e-mail. Dit was haar gezien haar geheimhoudingsplicht niet toegestaan. Hierbij is van belang dat de koper de notaris in de bewuste e-mail heeft verzocht om geen van de betrokken partijen over haar e-mail in te lichten. In dit licht valt het de notaris niet te verwijten dat - onder haar verantwoordelijkheid - bij e-mail van 9 april 2013 aan de koper is bericht dat zij de koopovereenkomst niet meer kon ontbinden, zonder over deze kwestie vooraf met klagers te overleggen, zeker nu, naar het oordeel van het hof, in de e-mail van 8 april 2013 niet een ondubbelzinnige verklaring van de koper tot ontbinding van de koopovereenkomst kan worden gelezen. Dat de inhoud van de e-mail van 6 mei 2013 van de notaris in strijd is met de waarheid, is hiermee niet vast komen te staan.
Het hof is niet gebleken van omstandigheden die de notaris aanleiding hadden moeten geven om klagers op enig moment na 8 april 2013 van de inhoud of strekking van de bewuste e-mail van koper op de hoogte te brengen. De notaris heeft in dit verband op de zitting onweersproken gesteld dat zij naar aanleiding van die e-mail aan de koper heeft gevraagd om contact met haar op te nemen, maar dat de koper dit niet heeft gedaan. Verder heeft de notaris aangevoerd dat in de periode na 8 april 2013 tussen de partijen onderling en tussen de partijen met de notaris dan wel de makelaar van klagers met name over de betaling van de waarborgsom is gesproken. Dit is het hof genoegzaam gebleken uit de stukken in het dossier. Kennelijk gingen zowel klagers als de notaris ervan uit (en gaf koper in eerste instantie na 8 april 2013 voor ervan uit te gaan) dat de tussen klagers en de koper tot stand gekomen koopovereenkomst door de koper zou worden nagekomen.
Dat partijen domicilie hebben gekozen bij de notaris op kantoor, doet aan het voorgaande niet af. Deze omstandigheid laat de geheimhoudingsplicht van de notaris onverlet.
Dit betekent dat de klachtonderdelen i, ii en iv ongegrond zullen worden verklaard.
Klachtonderdeel iii
6.3.
Niet is gebleken dat de notaris aanleiding had om aan de goede trouw van de koper te twijfelen. Dat het door de koper op 18 april 2013 aan de notaris verstrekte betalingsbewijs niet echt was, is namelijk pas in een later stadium komen vast te staan. Het is de notaris daarom niet te verwijten dat zij haar werkzaamheden na de ontvangst van de vervalste screenprint niet heeft gestaakt. De kamer heeft dit klachtonderdeel met recht ongegrond verklaard.
6.4.
Het hof komt voor wat betreft de klachtonderdelen i, ii en iv tot een andere beslissing dan de kamer. Verder is, nu de klacht op alle onderdelen ongegrond wordt bevonden, voor het opleggen van een maatregel geen plaats. In zoverre zal de beslissing van de kamer worden vernietigd.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor wat betreft de klachtonderdelen i, ii en iv en de op grond daarvan aan de notaris opgelegde maatregel van waarschuwing;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart de klachtonderdelen i, ii en iv ongegrond;
-bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en P. Blokland en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2015 door de rolraadsheer.