ECLI:NL:GHAMS:2015:3419
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de afwijzing van de omzetting van faillissement naar schuldsanering wegens onvoldoende goeder trouw en aanhoudende schuldenlast
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van het verzoek van [X] tot omzetting van zijn faillissement naar een schuldsanering. [X] had eerder, op 13 mei 2015, een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, waarin hij vroeg om opheffing van zijn faillissement en gelijktijdige toepassing van de schuldsanering. De rechtbank had dit verzoek op 7 mei 2015 afgewezen, omdat [X] niet te goeder trouw zou zijn geweest ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden, die onder andere bestonden uit hoge belastingschulden en een aanzienlijke schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).
Tijdens de behandeling van het hoger beroep op 14 juli 2015, heeft [X] zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij inmiddels een vaste baan had en dat zijn omstandigheden verbeterd waren. Hij stelde dat hij nu in staat was om zijn schulden aan te pakken, mede door de hulp van zijn familie en een accountant. De curator in het faillissement van [X], mr. E.A. de Boer, heeft verklaard dat [X] zich naar behoren aan de verplichtingen van het faillissement houdt, maar het hof oordeelde dat [X] niet voldoende had aangetoond dat hij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden.
Het hof heeft vastgesteld dat de schulden van [X] voortvloeien uit zijn onvermogen om belastingaangiften te doen en zijn nalatigheid met betrekking tot voertuigen die op zijn naam stonden. Ondanks de verbeteringen in zijn situatie, waren de wijzigingen nog te kort van duur om te concluderen dat hij de omstandigheden die tot zijn schulden hebben geleid onder controle had gekregen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat betekent dat [X] niet wordt toegelaten tot de schuldsanering. Het hof heeft [X] wel de mogelijkheid gegeven om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen als zijn situatie verder verbetert.