ECLI:NL:GHAMS:2015:369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
200.103.053-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens onvoldoende toelichting op grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Doornbos, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Haarlem, sector kanton, van 26 mei 2011 en 3 november 2011. De appellant vorderde onder andere betaling van achterstallig salaris en vergoeding van niet opgenomen vakantiedagen uit een beëindigde arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had de vorderingen van de appellant gedeeltelijk toegewezen, maar de appellant was het niet eens met de afwijzing van het meer of anders gevorderde. In hoger beroep heeft de appellant onvoldoende toegelicht met welke onderdelen van het eindvonnis hij zich niet kon verenigen. Het hof oordeelde dat de grieven van de appellant niet aan de vereisten voldeden, omdat niet duidelijk was gemaakt welke bezwaren er waren tegen de eerdere uitspraken van de kantonrechter. Hierdoor werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De kosten van het geding in hoger beroep werden aan de appellant opgelegd, terwijl de vordering van de geïntimeerden werd afgewezen. Het hof heeft ook vastgesteld dat het voorwaardelijk incidenteel appel niet behandeld kon worden, omdat de voorwaarde voor ontvankelijkheid niet was vervuld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.103.053/02
zaaknummer rechtbank Haarlem : 494942
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 februari 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ( [land] ),
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. E. Doornbos te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P. MUNKSGAARD BEHEER B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MUNKSGAARD CHIROPRAKTIE HEEMSTEDE B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MUNKSGAARD CHIROPRAKTIE ZAANDIJK B.V.,
gevestigd te Zaandijk, gemeente Zaanstad,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel,
advocaat: mr. M. Hagenaars te Haarlem.
Partijen worden hierna [appellant] en Munksgaard c.s. genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 30 januari 2012 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Haarlem, sector kanton (hierna: de kantonrechter) van 26 mei 2011 (hierna: tussenvonnis) en 3 november 2011 (hierna: eindvonnis), gewezen tussen [appellant] als eiser en Munksgaard c.s. als gedaagden.
Bij arrest van 13 maart 2012 van dit hof is een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 4 april 2012. Partijen hebben daarna de volgende processtukken gewisseld:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens inhoudende memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met producties,
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
[appellant] heeft geconcludeerd, naar het hof begrijpt, dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen, en opnieuw rechtdoende - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van [appellant] integraal zal toewijzen, met veroordeling van Munksgaard c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
Munksgaard c.s. hebben - primair - geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant] in zijn appel en voorts tot - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van hem in de reële advocaat- en proceskosten die Munksgaard c.s. vanaf het moment van de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst hebben gemaakt, te weten een bedrag van € 12.195,77, althans de proceskosten overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief, met nakosten en rente. Subsidiair hebben zij geconcludeerd tot verwerping van de aangevoerde grief en bekrachtiging van de bestreden vonnissen (voor zover zij hiertegen in voorwaardelijk incidenteel appel niet opkomen), met veroordeling van [appellant] in de daadwerkelijk gemaakte advocaat- en proceskosten, te weten een bedrag van € 48.205,98, althans de proceskosten berekend overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief, met nakosten en rente. Verder hebben Munksgaard c.s. in voorwaardelijk incidenteel appel geconcludeerd tot vernietiging van het eindvonnis, voor zover daarbij de maximale wettelijke verhoging is toegewezen en Munksgaard c.s. zijn veroordeeld in de kosten van het geding, en - opnieuw rechtdoende - gevorderd [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte advocaat -en proceskosten, te weten een bedrag van
€ 48.205,98, althans de proceskosten berekend overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief, met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Beoordeling

In principaal en in voorwaardelijk incidenteel appel
2.1.
[appellant] heeft gevorderd dat Munksgaard c.s. worden veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en vergoeding van niet opgenomen vakantiedagen uit de – inmiddels beëindigde – arbeidsovereenkomst tussen partijen, met wettelijke verhoging, rente en kosten.
2.2.
De kantonrechter heeft bij het eindvonnis Munksgaard c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.182,50 ter zake van achterstallig loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, een bedrag aan wettelijke rente over een reeds nabetaald bedrag van € 6.247,55, een bedrag van
€ 3.123,78 aan wettelijke verhoging over € 6.247,55, en € 9.641,86 bruto als vergoeding voor 26,2 niet opgenomen vakantiedagen, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, alles met - hoofdelijke - veroordeling van Munksgaard c.s. in de proceskosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen. Tegen deze laatste beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grief op.
2.3.
Munksgaard c.s. hebben de grief bestreden. Zij hebben daartoe onder meer aangevoerd dat de grief onvoldoende duidelijk is nu [appellant] heeft nagelaten op enige wijze aan te geven in welk opzicht en op welke gronden het oordeel van de kantonrechter onjuist zou zijn. Voor Munksgaard c.s. is het daarom niet mogelijk om inhoudelijk te reageren op het door [appellant] gestelde en is evenmin duidelijk waartegen zij zich dienen te verweren. In voorwaardelijk incidenteel appel hebben Munksgaard c.s. gevorderd het eindvonnis te vernietigen, voor zover daarbij de wettelijke verhoging is toegewezen, en opnieuw rechtdoende deze te matigen tot nihil, althans tot een door het hof in goede justitie te bepalen percentage, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten op de wijze als hiervoor is vermeld.
In principaal appel
2.4.
Vooropgesteld wordt dat als grieven worden aangemerkt alle gronden die een appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, waarbij de eis geldt dat die gronden behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht, zodat zij voor de rechter en de wederpartij voldoende kenbaar zijn.
2.5.
[appellant] heeft als grief het volgende aangevoerd:
“Ten onrechte heeft de kantonrechter de argumenten en feiten niet dusdanig vastgesteld als in eerste aanleg in de processtukken door appellant naar voren zijn gebracht, waardoor ten onrechte niet alle door appellant ingestelde vorderingen volledig zijn toegewezen.”
Als toelichting op deze grief heeft [appellant] gesteld:
“Als gezegd zal een en ander nog nader worden toegelicht bij pleidooi. Overigens is een en ander niet al te ingewikkeld. Onbegrijpelijk is dat de rechtbank niet de stellingen van appellant in eerste aanleg heeft gevolgd, daar een en ander simpelweg voortvloeit uit de in eerste aanleg ingediende processtukken.”[appellant] heeft voorts bewijs aangeboden van
“al zijn stellingen, zoals ingenomen in deze memorie [van grieven]”.
2.6.
Naar het oordeel van het hof voldoet bovenvermelde grief niet aan de onder 2.4 vermelde maatstaf. Noch uit de grief, noch uit de daarop gegeven toelichting, kan worden opgemaakt welke bezwaren [appellant] heeft tegen het tussenvonnis en/of het eindvonnis, met welke onderdelen daarvan hij zich niet kan verenigen en op welke gronden het hof daaromtrent anders zou moeten beslissen dan de kantonrechter. Voor Munksgaard c.s. is daarom - zoals zij ook hebben gesteld - niet voldoende kenbaar waartegen zij zich hebben te verweren. Dit laatste wordt niet anders door verwijzing naar hetgeen [appellant] in eerste aanleg heeft gesteld, temeer nu hij – ondanks zijn aankondiging in de memorie van grieven - heeft verzuimd die verwijzing bij pleidooi toe te lichten.
2.7.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat [appellant] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep. Hij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.
2.8.
Munksgaard c.s. hebben gevorderd [appellant] te veroordelen in de daadwerkelijk door hen gemaakte proceskosten. Deze vordering wordt afgewezen aangezien onvoldoende is gesteld en evenmin anderszins is gebleken dat [appellant] misbruik maakt van procesrecht en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens Munksgaard c.s.
In voorwaardelijk incidenteel appel
2.9.
Het incidenteel appel is ingesteld onder de voorwaarde, onder meer, dat [appellant] ontvankelijk is in het principaal beroep. Deze voorwaarde is niet vervuld, zodat aan beoordeling van het incidenteel appel niet wordt toegekomen.
2.10.
Aangezien het incidenteel appel niet wordt behandeld, zal daarin geen kostenveroordeling worden uitgesproken.

3.Beslissing

Het hof:
in principaal appel:
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Munksgaard c.s. begroot op € 666,= aan verschotten en op € 2.316,= voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering van Munksgaard c.s. af;
in voorwaardelijk incidenteel appel:
verstaat dat de voorwaarde waaronder het appel is ingesteld, niet is vervuld.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, W.H.F.M. Cortenraad en M.L.D. Akkaya en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.