ECLI:NL:GHAMS:2015:3774

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
23-004109-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake diefstal met geweld en beschadiging van eigendom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor vermogensmisdrijven. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat was ingesteld tegen het vonnis van de politierechter van 24 september 2014. De politierechter had de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte een bijzondere voorwaarde niet had nageleefd. Het hof oordeelde dat de politierechter abusievelijk deze beslissing had opgenomen in de uitspraak, terwijl deze beslissing niet aan enig rechtsmiddel was onderworpen. Hierdoor werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep met betrekking tot deze beslissing.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van een e-reader met geweld tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] op 2 juli 2014 en de beschadiging van een autoruit van [slachtoffer 2] op 31 mei 2014. Het hof achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan mee in de beslissing. De verdachte had met zijn daden niet alleen het eigendomsrecht van het slachtoffer geschonden, maar ook een gevoel van onveiligheid gecreëerd. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, maar ook rekening gehouden met de plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, en werd het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004109-14
Datum uitspraak: 2 juni 2015
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 september 2014 in de strafzaak onder de parketnummers 13-654164-14 en 13-703800-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

De omvang van het hoger beroep

Bij voormeld vonnis van de politierechter is de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf waartoe de verdachte, bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 6 maart 2014, werd veroordeeld toegewezen, omdat de verdachte een bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Daarmee is voldaan aan de regel dat de vordering tot tenuitvoerlegging, die is gegrond op niet-naleving van een bijzondere voorwaarde, ingevolge artikel 14g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht uitsluitend kan worden ingediend bij de rechter die de voorwaarde heeft opgelegd. Evenwel is niet onder ogen gezien dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid dat de behandeling van een zodanige vordering wordt gevoegd met de behandeling van een nieuwe strafzaak. Op deze vordering van het openbaar ministerie had derhalve een afzonderlijke beslissing moeten worden gegeven. Dat de politierechter de beslissing tot tenuitvoerlegging wegens niet-naleving van een bijzondere voorwaarde abusievelijk heeft opgenomen in de uitspraak in de onderhavige strafzaak, doet er niet aan af dat op grond van artikel 14j, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht deze beslissing niet aan enig rechtsmiddel is onderworpen (vgl. HR 20 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX1665).
De verdachte zal derhalve in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 02 juli 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een e-reader (met een beschermhoes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde e-reader (met kracht) uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft gepakt/getrokken;
2:
hij op of omstreeks 31 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk het raam/de ruit van een personenauto (met kenteken [kenteken nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door eenmaal of meermalen met kracht een baksteen tegen voornoemde raam/ruit te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 2 juli 2014 in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een e-reader (met een beschermhoes) toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde e-reader met kracht uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft getrokken;
2:
hij op 31 mei 2014 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk de ruit van een personenauto (met kenteken [kenteken nummer]) toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft beschadigd door met kracht een baksteen tegen voornoemde ruit te gooien.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de tijd door de verdachte doorgebracht in voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, althans een gevangenisstraf gelijk aan de tijd door de verdachte doorgebracht in voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een e-reader. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [slachtoffer 1]. Dit is een ernstig feit dat voor het slachtoffer in het algemeen niet alleen het verlies van het weggenomen goed en de daarmee gepaard gaande financiële schade veroorzaakt, maar ook een zekere angst om dergelijke spullen in het openbaar te gebruiken. Hiernaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een autoruit, hetgeen van weinig respect voor andermans eigendommen getuigt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 mei 2015 is de verdachte eerder voor vermogensmisdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in het nadeel van de verdachte.
Het hof houdt echter ook rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder in verband met een de verdachte opgelegde plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 april 2015.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-703800-13.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens, mr. R.A.F. Gerding en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juni 2015.
=========================================================================
[....]