ECLI:NL:GHAMS:2015:416

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
200.127.826/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling laatste termijn aanleg tuin en tekortkomingen in uitvoering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een geschil tussen een appellant en twee geïntimeerden over de betaling van de laatste termijn voor de aanleg van een tuin. De appellant had een hovenier ingeschakeld voor de aanleg, maar er ontstond onenigheid over de kwaliteit van het geleverde werk en de kosten die daarmee gemoeid waren. Het hof had eerder op 20 mei 2014 een tussenarrest uitgesproken, waarin de geïntimeerden de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de herstelkosten die de appellant zou moeten maken om de gebreken te verhelpen. De deskundige had vastgesteld dat er verschillende tekortkomingen waren in de uitvoering van de werkzaamheden, waaronder problemen met de damwand, keerwand, terrassen, drainage en de kwaliteit van de aangevoerde grond.

Tijdens de verdere beoordeling heeft het hof de argumenten van beide partijen gewogen. De appellant stelde dat de kosten voor herstel aanzienlijk lager waren dan door de geïntimeerden waren opgevoerd, terwijl de geïntimeerden de kosten onderbouwden met offertes en rapporten van deskundigen. Het hof oordeelde dat de door de geïntimeerden opgevoerde herstelkosten gerechtvaardigd waren en dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat hij niet aansprakelijk was voor de hogere kosten. Uiteindelijk werd de appellant in het gelijk gesteld voor een deel van zijn vordering, en werd de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.454,- aan de appellant, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de deskundige werden ook tussen partijen verrekend, en de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.127.826/01
zaak-/rolnummer rechtbank (Noord-Holland) : 574252 / 7415/12
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 februari 2015
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. L.F.M . Meles te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1],

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. W.H. van Otterloo te Amsterdam.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [appellant] en - tezamen - [geïntimeerden] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 20 mei 2014 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest is [geïntimeerden] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over (i) de door [appellant] opgestelde berekening inzake de kosten die hij zou moeten maken om de door de deskundige [X] genoemde gebreken te herstellen en (ii) een aantal vraagpunten rondom de herkomst en kwaliteit van de door [appellant] bij [geïntimeerden] nieuw gestorte grond, waarna [appellant] daarop bij akte zou mogen reageren.
[geïntimeerden] heeft een akte uitlating naar aanleiding van het tussenarrest genomen en [appellant] een akte uitlating.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1.
Het hof blijft -in afwijking van hetgeen door [geïntimeerden] is bepleit- bij hetgeen in zijn tussenarrest is overwogen.
herstelkosten
2.2.
[geïntimeerden] heeft bij genoemde akte betoogd dat op basis van het rapport van de deskundige [X] op de volgende onderdelen herstelwerkzaamheden hadden dienen te worden uitgevoerd:
I damwand;
II keerwand/beschoeiing;
III terrassen;
IV drainage;
V aarde en grasmat.
Voor de vaststelling van de daarmee verband houdende kosten heeft hij aangesloten bij wat [Y] hiervoor had geoffreerd. Omdat volgens hem uit die offerte niet de kosten van de arbeid waren te herleiden heeft hij daarvoor aangeknoopt bij de kosten die [appellant] zelf in rekening heeft gebracht dan wel een aanname gedaan. De totale herstelkosten komen volgens hem op € 11.305,84 inclusief btw. Hij adstrueert dit met een financieel overzicht.
2.3.
[appellant] heeft in zijn akte naar voren gebracht dat het enige wat volgens de rechtbankdeskundige [X] moest gebeuren de verstijving van de schoeiing was, hetgeen gerealiseerd kon worden door het bevestigen van een dikke balk aan de beschoeiing, terwijl ook voor de keringswand en de achterkant palen konden worden bevestigd, hetgeen niet meer hoefde te kosten dan € 2.512,50. Volgens hem heeft [geïntimeerden] veel meer werkzaamheden laten verrichten dan waarvoor [appellant] aansprakelijk is en heeft hij daarbij nieuw materiaal gebruikt in plaats van door [appellant] geplaatst materiaal te hergebruiken.
2.4.
De deskundige [X] heeft in zijn rapport onder meer het volgende overwogen:
( i) “
(…) Gelet op de slappe ondergrond werd gekozen voor een te weinig buigstijve beschoeiingsconstructie (…).
(ii) “
(…) Na gereedkomen van de tuin lag de bovenkant van de keerwand in het midden (bij de vlonders) te laag (…).
(iii) “
(…) De vlonder aan de lage zijde lag (…) aan de zijde van de keerwand lager dan aan de zijde van de beschoeiing, terwijl het afschot de andere kant op had moeten liggen om bij regenval het regenwater onder afschot af te kunnen voeren.
(iv) “
Er is bovendien te weinig rekening gehouden met de van nature aanwezige slecht waterdoorlatende ondergrond in de tuin, terwijl ook de gekozen aanvulgrond voor de tuin te weinig waterdoorlatend was (…).
( v) “
Verzuimd is om een adequaat drainagestelsel toe te passen, in het bijzonder ter plaatse van de laagstgelegen helft van de tuin.
(vi) “
Tegen de binnenzijde van [de] keerwand was worteldoek bevestigd, wat de waterafstroming (…) extra bemoeilijkte.
2.5.
Op grond van deze constateringen moet de stelling die van [appellant] in zijn akte betrekt, te weten dat de enige tekortkoming de (te geringe) verstijving van de beschoeiing was, van de hand worden gewezen. Deze stelling correspondeert overigens ook niet met hetgeen hij in de memorie van grieven (43) aanvoert, te weten dat naast herstel van de beschoeiing nog herstelwerkzaamheden nodig waren ten aanzien van de keerwand, de grond en een drainagestelsel. De herstelwerkzaamheden zoals door [geïntimeerden] genoemd corresponderen met de door de deskundige vastgestelde tekortkomingen. Het hof gaat daarom van de door [geïntimeerden] opgegeven posten ter zake herstelwerkzaamheden uit. De stelling van [appellant] dat [geïntimeerden] bij het herstel nieuw materiaal heeft gebruikt in plaats van door [appellant] geplaatst materiaal te hergebruiken, welke stelling door [geïntimeerden] is betwist, is onvoldoende onderbouwd en vindt geen steun in de bevindingen van de deskundige. Deze constateert immers (zie antwoord 2B): “
(…) terwijl met zoveel mogelijk hergebruik van bestaande materialen de beschoeiing en de keerwand opnieuw zijn geplaatst.” [appellant] heeft de door [geïntimeerden] gehanteerde uitgangspunten (offerte [Y] en arbeidsuren) voor de becijfering van de herstelkosten niet weersproken.
2.6.
De in de memorie van grieven (44) door [appellant] begrote kosten voor herstel van de keerwand (zie par. 2.2. onder II) à € 750,-, zijn iets lager dan de kosten die [geïntimeerden] daarvoor heeft becijferd, zijnde € 859,94. [appellant] heeft daarbij echter alleen arbeidsuren berekend maar de door [geïntimeerden] opgenomen materiaalkosten, zoals diverse ijzerwaren en een langsligger, niet betwist. Hij heeft in dat verband onvoldoende onderbouwd dat die materialen door hergebruik aangewend konden worden. Wat de aanleg van het drainagestelsel betreft (zie par. 2.2. onder IV) heeft [appellant] in zijn opstelling slechts de levering van de drainagepijpen à € 235,50 berekend. Hij heeft de overige met de aanleg van de drainage samenhangende en door [geïntimeerden] becijferde kosten onvoldoende betwist. Hij heeft zich niet specifiek uitgelaten over de door [geïntimeerden] opgevoerde kosten ter zake van de damwand en de vlonders/terrassen (par. 2.2. onder I en III) en deze niet althans onvoldoende betwist. Met betrekking tot de hiervoor in overweging 2.2 onder I tot en met IV genoemde posten en de herstelkosten daarvan sluit het hof dan ook aan bij de door [geïntimeerden] begrote herstelkosten, te weten in totaal € 3.542,08.
2.7.1
Wat betreft de aarde en de grasmat (benodigd voor het ophogen van de tuin nadat de keerwand omhoog is gehaald; zie par. 2.2. onder V) heeft [geïntimeerden] een bedrag van € 7.764,75 begroot, bestaande uit de posten:
- 27 m2 grond leveren € 1.026,00
- inzet graafmachine 5,5 ton € 1.250,00
- freeshuur gehele werk € 125,00
- 385 m2 graszoden € 927,85
- verwijderen mollengaas € 55,00
- 385 m2 aanleveren nieuw mollengaas € 334,95
- arbeidsuren graszoden € 2.420,17
- arbeidsuren mollengaas € 580,00
Subtotaal € 6.718,97
Totaal incl BTW € 7.764,75
2.7.2
[appellant] heeft bij memorie van grieven betoogd dat, indien hij in de gelegenheid was gesteld om over te gaan tot herstel, de volgende posten voor zijn rekening waren gekomen: ‘aanleveren van nieuwe grond’ (€ 693,- excl. btw), ‘arbeidsloon voor aanbrengen tuinaarde’ (€ 474,- excl. btw) en ‘inzet 1,5 tons graafmachine’ (€ 360,- excl. btw).
2.7.3
De begroting van [geïntimeerden] ten aanzien van de ‘arbeidsuren graszoden’ is gebaseerd op de initiële offerte van [appellant] (voor de aanleg van een nieuwe tuin), terwijl uit de stellingen van [appellant] volgt dat het arbeidsloon voor herstel op dit punt beduidend minder is dan [geïntimeerden] opvoert. [geïntimeerden] is hier verder niet op in gegaan. Ook begroot [geïntimeerden] kosten voor de inzet van een graafmachine (‘5,5 ton’), terwijl [appellant] uitgaat van een 1,5 tons graafmachine, met aanzienlijk minder kosten. [geïntimeerden] is op het verschil in tonnage niet ingegaan. Gelet op de gestelde uitgangspunten van [appellant] had dat wel op zijn weg gelegen. Bij de berekening zullen daarom op deze punten de door [appellant] genomen bedragen tot uitgangspunt worden genomen, nu deze onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Anderzijds heeft [appellant] de door [geïntimeerden] begrote kosten die samenhangen met de levering van de door [Y] geoffreerde hoeveelheid grond die voor herstel nodig was, onvoldoende weersproken. Hetzelfde geldt de freeshuur, het (verwijderen en de aanschaf van nieuw) mollengaas en de levering van graszoden. Op die punten zal de berekening van [geïntimeerden] daarom als uitgangspunt dienen. In de berekening van [geïntimeerden] bedroeg het aandeel van de kosten met betrekking tot ‘arbeidsuren mollengaas’ 24% van de ‘arbeidsuren graszoden’. Die verhouding in kosten van arbeidsuren zal ook hieronder worden gehanteerd. Dit leidt ten aanzien van het onderdeel ‘aarde en grasmat’ tot de volgende berekening:
- m2 grond leveren € 1.026,00 (excl. 19% BTW)
- inzet graafmachine € 360,00 (excl. 19% BTW)
- freeshuur gehele werk € 125,00 (excl. 19% BTW)
- m2 graszoden € 927,85 (excl. 6% BTW)
- verwijderen mollengaas € 55,00 (excl. 19% BTW)
- m2 aanleveren nieuw mollengaas € 334,95 (excl. 19% BTW)
- arbeidsuren graszoden € 474,00 (excl. 19% BTW)
- arbeidsuren mollengaas € 113,76 (excl. 19% BTW)
Subtotaal € 3.416,56
Totaal inclusief btw € 4.003,55
De slotsom is dan dat [appellant] aanspraak kan maken op betaling van € 10.000,- verminderd met (de som van € 3.542,08 en € 4003,55: -afgerond-) € 7.546,- inclusief btw, zijnde in totaal € 2.454,- (inclusief btw). De door [appellant] gevorderde wettelijke rente over dit bedrag kan als niet bestreden worden toegewezen vanaf na te melden datum.
2.8.
Bij deze uitkomst dienen de kosten van de deskundige tussen partijen te worden verrekend nu zij mede op basis van het rapport ten aanzien van de (hoogte van de) herstelkosten over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld. Niet in geschil is dat de kosten van de door de rechtbank bij afzonderlijke beschikking benoemde deskundige ten bedrage van € 4.581,40 inclusief btw ten laste van [appellant] zijn gebracht en gekomen. De vordering van [appellant] tot betaling van de kosten van de deskundige zal tot de helft van dit bedrag worden toegewezen.
2.9
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke moet worden afgewezen. Deze is onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd.
herkomst en kwaliteit grond
2.10.
[geïntimeerden] heeft nader toegelicht dat hij op grond van de regeling Bodemkwaliteit (Regeling van 13 december 2007, nr. DJZ2007124397, houdende regels voor de uitvoering van de kwaliteit van de bodem) een zogenoemde afleveringsbon had dienen te krijgen die uitsluitsel zou geven over de herkomst en de kwaliteit van de door [appellant] geleverde aarde. [appellant] heeft aangevoerd dat hij alle informatie dienaangaande reeds aan [geïntimeerden] heeft verstrekt. Volgens hem heeft [geïntimeerden] van hem een ‘Rapport kwaliteitsbewaking partijgrond’ van [Z] te Muiden en een ‘analyse van de grond’ van Grond- Gewas- en Milieulaboratorium Zeeuws-Vlaanderen B.V. toegezonden gekregen. [appellant] ontkent dat nadere stukken bij hem in het bezit zijn of gebruikelijk zijn bij de inkoop van grond.
2.11.
[geïntimeerden] heeft niet gesteld dat de aanleg van zijn tuin door [appellant] werkzaamheden betrof als bedoeld in artikel 2.1 van genoemd besluit, zodat onvoldoende is onderbouwd dat hij, in de gegeven relatie tussen hovenier en particulier, aanspraak kan maken op genoemde afleverbon. Hij heeft voorts niet betwist dat hij in het bezit is van de door [appellant] bedoelde informatie. Onvoldoende onderbouwd is voorts dat [appellant] daarnaast nog meer informatie zou hebben of verplicht is aan hem te verstrekken. [geïntimeerden] heeft verder evenmin voldoende onderbouwd op grond waarvan er aan zou moeten worden getwijfeld dat bedoeld rapport en bedoelde analyse de grond betreft die aan hem is geleverd. Op grond van de inhoud van een en ander moet [geïntimeerden] geacht worden zich een genoegzaam beeld te kunnen vormen omtrent de herkomst en kwaliteit van de aan hem geleverde grond. Het incidentele appel faalt ook op dit onderdeel.
2.12.
Het incidentele appel faalt. Het principale appel slaagt als na te melden. Bij verdere bespreking van de principale grieven heeft [appellant] geen belang. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De kosten van de eerste aanleg in conventie zullen tussen partijen worden gecompenseerd nu zij beiden op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld. De kosten in eerste aanleg komen voor [geïntimeerden], nu hij daar in het in ongelijk is gesteld. [geïntimeerden] zal voorts als uiteindelijk grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] aan [appellant] te betalen een bedrag van € 2.454,- (inclusief btw), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 november 2010 tot de dag der betaling;
veroordeelt [geïntimeerden] om al hetgeen [appellant] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerden] heeft voldaan aan hem terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling van € 2.290,70 inclusief 19% btw ter zake van kosten van het in deze zaak uitgebrachte deskundigenbericht;
compenseert de kosten tussen partijen van het geding in eerste aanleg in conventie;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie, aan de zijde van [appellant] begroot € 600,- voor salaris;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep in principaal appel tot op heden begroot op € 378,97 aan verschotten en € 1.341,- voor salaris, en in incidenteel appel tot op heden op € € 1.341,- voor salaris en voorts op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2015.