Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
– op 9 september 2010 – de tekst van het hierboven bedoelde principeakkoord is gepubliceerd en waarop nadere mededelingen over de inhoud daarvan zijn geplaatst, waaronder – op 30 september 2010 – de mededeling: ‘De Regeling Overlijdensuitkering uit de ABN AMRO CAO wordt voortgezet voor alle medewerkers en niet meer voor VUT-ters en gepensioneerden. Als medewerkers van voormalig ABN AMRO vóór 1 januari 2011 met VUT of pensioen zijn gegaan komen ze nog wel in aanmerking voor deze uitkering.’ Toepassing van de nieuwe cao zou voor [X] meebrengen dat – in geval van zijn overlijden – zijn nabestaanden geen aanspraak zouden kunnen maken op een overlijdensuitkering zoals hierboven omschreven. Een brief van 18 januari 2011 van ABN AMRO aan [X] bevat een mededeling van deze strekking.
principale beroep.
incidentele beroepis gericht tegen de verwerping van het beroep op dwaling. Het strekt voorts tot toewijzing van de onder 3.2 bedoelde gewijzigde vorderingen. Daarmee vordert [X] primair dat voor recht wordt verklaard dat op de overeenkomst tussen partijen tot vervroegde uitdiensttreding de hierboven genoemde, ‘oude’ cao van toepassing is en blijft, met inbegrip van de regeling betreffende de overlijdensuitkering, en dat zijn nabestaanden in voorkomend geval op een dergelijke uitkering recht hebben en houden. Subsidiair, meer subsidiair, nog meer subsidiair en uiterst subsidiair vordert [X] andersluidende verklaringen voor recht, die alle een vergelijkbaar resultaat nastreven. Daarnaast vordert hij – eveneens primair – de veroordeling van ABN AMRO om, als [X] vóór zijn echtgenote zou komen te overlijden, aan de echtgenote van [X] te betalen ‘een bedrag gelijk aan drie maanden bruto ouderdomspensioen zonder inhouding van belasting’, alles met veroordeling van ABN AMRO in de gedingkosten. Ter nadere onderbouwing van zijn gewijzigde vorderingen doet [X] in het incidentele beroep, onder andere, een beroep op de verplichting van ABN AMRO tot nakoming van de overeenkomst tot vervroegde uitdiensttreding en stelt hij dat – in het kader van die overeenkomst – tussen partijen de toepasselijkheid van de ‘oude’ cao is overeengekomen, met de daarin opgenomen regeling betreffende de overlijdensuitkering.