Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[APPELLANT SUB 1],
Benjamin Guus [appellant sub 2],
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
dat verkoper op voor haar conveniërende voorwaarden de huidige hypotheekakte met de bank kan ontbinden/beëindigen”. Dit voorbehoud is volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] blijven gelden omdat AGK het nimmer heeft afgewezen terwijl (de makelaar van) [appellant sub 1] en [appellant sub 2] (de makelaar van) AGK en ook Van Delden, de laatste nog in een bespreking op 9 januari 2014, op het bestaan van dit voorbehoud heeft/hebben gewezen. Omdat de bank van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] slechts tegen betaling van een aanzienlijke geldsom bereid is gebleken de aan de hypotheek verbonden swap te ‘unwinden’ en continuering van de swap meebrengt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] een hoge maandelijkse rentevergoeding tot het einde van de looptijd van de geldleningsovereenkomst moeten blijven betalen, is van aanvaardbare voorwaarden waaronder de hypotheek kan worden beëindigd geen sprake en staat het gemaakte voorbehoud dus eraan in de weg aan te nemen dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
of de due dilligence inmiddels is afgesloten (...) en wanneer er een koopakte opgemaakt zal worden” en hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] nimmer meer bij Van Delden, die zich op verzoek van AGK had belast met het opstellen van een koopovereenkomst en daartoe in de loop van de tijd verschillende concepten aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft doen toekomen, aangekaart dat in de koopakte nog wel het door in de brief van 25 juni 2013 genoemde voorbehoud zou moeten worden opgenomen. Klaarblijkelijk ter verklaring van dit laatste hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerd dat in hun visie partijen eerst overeenstemming dienden te bereiken over de koopakte voordat zij deze aan hun bank zouden kunnen tonen met het verzoek in te stemmen met een terugbetaling van de geldlening onder hypothecair verband onder de voorwaarde dat de swap daarmee ook zou worden beëindigd op voor hen acceptabele condities. Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] zouden partijen de koopovereenkomst zelfs eerst hebben moeten ondertekenen voordat de bank zou kunnen worden gevraagd onder welke voorwaarden zij bereid was de hypothecaire lening vervroegd te laten aflossen. Het is echter onvoldoende aannemelijk dat deze gedachte bij [appellant sub 1] en [appellant sub 2] heeft geleefd en het hof acht ook niet aannemelijk dat de bank pas nadat de koopovereenkomst was ondertekend zich zou hebben willen uitlaten over de kwestie van het voorbehoud. Een verklaring van de bank met die strekking hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in elk geval niet overgelegd. De stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] dat het vaste praktijk is dat een bank geen hypotheekofferte afgeeft zonder eerst een getekende (voorlopige) koopovereenkomst met bijvoorbeeld een financieringsvoorbehoud voorgelegd te hebben gekregen (m.v.gr. onder 3.13) is niet ter zake dienend. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] veronderstellen, doet die situatie zich hier niet voor omdat zij immers er juist
nietop hebben toegezien dat in de koopakte het door hen gestelde voorbehoud in de vorm van een ontbindende of opschortende voorwaarde werd opgenomen.
Graag verneem ik nog van u het tijdstip om de overeenkomst te komen tekenen.” Van Delden heeft aan [appellant sub 2] op 11 januari 2014 laten weten dat de concept-koopovereenkomst nog nader zal worden aangepast en dat er wat hem betreft op maandag 13 januari 2014 zal kunnen worden getekend. Vervolgens heeft Van Delden de door hem aangepaste koopovereenkomst op 13 januari 2014 daadwerkelijk aan [appellant sub 2], met afschrift aan [appellant sub 1], toegezonden met de mededeling dat in dit laatste concept de wensen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] waren verwerkt en met de vraag of zij “nog finale opmerkingen” hadden. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben hierop vervolgens niet meer gereageerd. Terecht heeft de voorzieningenrechter aan deze gang van zaken de conclusie verbonden dat voldoende aannemelijk is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de koop zoals vastgelegd in het laatste concept van de overeenkomst.