ECLI:NL:GHAMS:2015:5015

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
200.162.899/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen kandidaat-notaris over rechtsgeldigheid testament en wilsbekwaamheid erflater

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagsters tegen een kandidaat-notaris. De klacht bestaat uit twee onderdelen: ten eerste dat het testament van erflater niet rechtsgeldig is omdat de halfbroer niet als erfgenaam benoemd had mogen worden, en ten tweede dat de kandidaat-notaris op onverantwoorde wijze het testament heeft opgemaakt en gepasseerd zonder voldoende onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van erflater. Klaagsters hebben op 15 januari 2015 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die hen in het eerste onderdeel van hun klacht niet-ontvankelijk verklaarde en het tweede onderdeel ongegrond verklaarde. Het hof heeft de zaak behandeld op 17 september 2015, waarbij de gemachtigde van klaagsters en de kandidaat-notaris aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat erflater, die leed aan longvlieskanker, op 16 december 2013 in het ziekenhuis een testament heeft gepasseerd, waarin zijn halfbroer als enige erfgenaam werd benoemd. Klaagsters betogen dat erflater niet wilsbekwaam was ten tijde van het passeren van het testament, maar het hof oordeelt dat de kandidaat-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en geen reden had om aan de wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.162.899/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2014/54
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 1 december 2015
inzake
1. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
2. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. W. van de Velde, advocaat te Rhenen,
tegen
mr. [naam] ,
kandidaat-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. W. Heemskerk, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klaagsters) hebben op 15 januari 2015 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 16 december 2014 (ECLI:NL:TNORARL:2015:28). De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagsters in onderdeel a van hun klacht tegen geïntimeerde (hierna: de kandidaat-notaris) niet-ontvankelijk verklaard en de klacht voor wat betreft onderdeel b ongegrond verklaard.
1.2.
De kandidaat-notaris heeft op 18 februari 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Op 1 september 2015 heeft het hof een faxbericht van diezelfde datum met bijlage van klaagsters ontvangen (welk faxbericht als brief met bijlage is ingekomen op 2 september 2015).
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2015.
De gemachtigde van klaagsters en de kandidaat-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Klaagster 1 heeft meegeluisterd en meegesproken via een telefoonverbinding. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de kandidaat-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 2 februari 1999 heeft mr. [notaris X] , destijds notaris te [plaats] , op het kantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is, een testament van de oom van klaagsters, [naam] , geboren op 19 juli 1928 (hierna: erflater) gepasseerd.
3.2.2.
Vervolgens heeft erflater op 11 juni 2010 ten overstaan van mr. [notaris Y] , notaris te [plaats] , een nieuw testament opgemaakt. Op 28 maart 2013 en 12 juli 2013 heeft mr. [naam] (hierna: [notaris Z] ), als vaste waarnemer van mr. [notaris Y] , eveneens testamenten van erflater verleden.
3.2.3.
Op 4 november 2013 heeft klaagster 1 de kantonrechter in de rechtbank [plaats] verzocht tot instelling van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan erflater, alsmede tot instelling van mentorschap ten behoeve van erflater.
3.2.4.
Op 15 november 2013 hebben erflater en een kantoorgenoot van de kandidaat-notaris, mr. [naam] (hierna: [de kantoorgenoot] ) met elkaar gesproken over een nieuw op te stellen testament. Dit gesprek heeft plaatsgevonden bij erflater thuis. Erflater leed aan longvlieskanker.
3.2.5.
Bij brief van 18 november 2013 heeft [de kantoorgenoot] een concept van het testament aan erflater verstuurd.
3.2.6.
Op 16 december 2013 heeft de kandidaat-notaris, als waarnemer van destijds notaris mr. [naam] , in het ziekenhuis waar erflater op dat moment verbleef (vanwege een klaplong) het testament (hierna: het testament) van erflater verleden. Erflater heeft in dat testament zijn halfbroer, [naam] (hierna: de halfbroer), tot zijn enige erfgenaam benoemd. In geval van vooroverlijden van de halfbroer zijn zowel klaagsters als de kinderen van de halfbroer tot erfgenamen benoemd.
3.2.7.
Bij beschikking van 14 februari 2014 van de kantonrechter in de rechtbank [plaats] zijn de goederen van erflater onder bewind gesteld en is een mentorschap ingesteld ten behoeve van erflater. [naam BV] is tot bewindvoerder en mentor benoemd.
3.2.8.
Op 15 april 2014 is erflater op 85-jarige leeftijd overleden.

4.Standpunt van klaagsters

De klacht van klaagsters bestaat – naar het hof begrijpt – uit de volgende onderdelen.
i. Het testament is niet rechtsgeldig want de halfbroer had niet tot enig erfgenaam van erflater mogen worden benoemd.
ii. De kandidaat-notaris heeft op onverantwoorde wijze het testament opgemaakt en gepasseerd. Hij had nader onderzoek moeten doen naar de wilsbekwaamheid van erflater.

5.Standpunt van de kandidaat-notaris

De kandidaat-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de kandidaat-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdeel i.
6.1.
Het hof is met de kamer van oordeel dat klaagsters ten aanzien van dit onderdeel niet in hun klacht kunnen worden ontvangen. De kamer heeft terecht overwogen dat deze kwestie beoordeeld dient te worden in het kader van een civiele procedure.
Klachtonderdeel ii.
6.2.
Klaagsters hebben aan dit klachtonderdeel in hoofdzaak het volgende ten grondslag gelegd. Erflater leed aan longvlieskanker en ten gevolge van de medicatie die hij daarvoor kreeg was hij verward. Hij kon enkel met behulp van thuiszorg zelfstandig wonen en had zijn administratie niet meer in eigen beheer. Verder lag er een verzoek bij de kantonrechter tot bewind/mentorschap ten aanzien van erflater. Klaagsters hebben erflater tot november 2013 verzorgd. Zij wisten dat zij door erflater waren benoemd tot enige erfgenamen. Daarvan heeft erflater, die vermogend was, nimmer een geheim gemaakt. Vanaf november 2013 is de halfbroer, die 25 jaar gebrouilleerd was geweest met erflater, ten tonele verschenen. Binnen korte tijd is hij ingetrokken bij erflater en heeft hij ervoor gezorgd dat alle contacten tussen erflater en klaagsters werden verbroken en de post van erflater niet meer naar klaagsters werd doorgezonden. Het is eveneens de halfbroer geweest die het eerste contact heeft gelegd teneinde het testament van erflater te laten wijzigen, eerst met de ‘huisnotaris’ [notaris Z] en toen het bij deze niet lukte op korte termijn een nieuw testament te laten verlijden, met een notariskantoor buiten de woonplaats van erflater, te weten het kantoor waar de kandidaat-notaris werkzaam is. Klaagsters verwijzen naar het verslag van [notaris Z] van 8 augustus 2014 dat onder meer gaat over de gang van zaken destijds en de geestesgesteldheid van erflater. Tijdens het huisbezoek van [de kantoorgenoot] op 15 november 2013 lag erflater in bed. Terwijl er nadien door erflater meer testamenten waren gemaakt, heeft erflater bij die gelegenheid enkel gesproken over het testament uit 1999. Ten tijde van het passeren van het onderhavige testament, dat ingrijpend afwijkt van de eerdere testamenten, was erflater 85 jaar oud en verbleef hij vanwege een klaplong in het ziekenhuis, onder invloed van zware medicatie. De halfbroer was degene die de kandidaat-notaris naar het ziekenhuis had laten komen voor het passeren van het testament van erflater. Hij was daarbij ook aanwezig. Alleen al uit het feit dat erflater tijdens de bespreking met [de kantoorgenoot] niet gesproken heeft over de testamenten uit 2010 en 2013 volgt naar de mening van klaagsters dat erflater niet ‘compos mentis’ was. Gelet op deze omstandigheden zijn klaagsters van mening dat de kandidaat-notaris had kunnen en moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Door geen verder onderzoek te verrichten naar de wilsbekwaamheid van erflater heeft de kandidaat-notaris tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.
6.3.
De kandidaat-notaris heeft de stellingen van klaagsters betwist en zich als volgt verweerd. Voor hem was er, ondanks de leeftijd van erflater en het feit dat hij ten tijde van het passeren van het testament in het ziekenhuis verbleef, geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Het initiatief voor het maken van een afspraak voor het maken van een nieuw testament was afkomstig van erflater zelf. Hij heeft zelf in november 2013 telefonisch contact gelegd met het notariskantoor. Vervolgens heeft [de kantoorgenoot] op 15 november 2013 bij erflater thuis een eerste bespreking gevoerd over zijn wensen voor een nieuw testament. Erflater sprak enkel over het testament uit 1999, waarin de vader van klaagsters (in 2009 overleden) tot erfgenaam was benoemd met inachtneming van de regels van plaatsvervulling als bij de wet geregeld. Gesproken is over de mogelijkheid om in het nieuwe testament de halfbroer en eventueel klaagsters en de kinderen van de halfbroer tot erfgenamen te benoemen. Later die dag heeft erflater telefonisch contact opgenomen met [de kantoorgenoot] en te kennen gegeven dat hij zijn halfbroer tot zijn enige erfgenaam wilde benoemen. [de kantoorgenoot] heeft aan de hand van hetgeen op 15 november 2013 is besproken een concept van het testament opgesteld en op 18 november 2013 aan erflater verzonden. Op 12 december 2013 heeft erflater [de kantoorgenoot] telefonisch bericht dat hij in geval van vooroverlijden van zijn halfbroer zowel klaagsters als de kinderen van de halfbroer tot zijn erfgenamen wenste te benoemen. [de kantoorgenoot] heeft vervolgens het concept van het testament aangepast en een passeerafspraak gemaakt voor 19 december 2013. Nadat de halfbroer de kandidaat-notaris op 16 december 2013 had bericht dat erflater met een klaplong was opgenomen in het ziekenhuis en dat hij gezien zijn zeer slechte gezondheidstoestand zijn testament zo snel mogelijk wilde tekenen, heeft de kandidaat-notaris het concept van het testament bekeken en zich laten informeren door [de kantoorgenoot] , in het bijzonder over het beoordelingsvermogen van erflater. [de kantoorgenoot] heeft daarop te kennen gegeven dat erflater goed bij zijn verstand was en dat er voor haar geen aanleiding was om te twijfelen aan zijn wilsbekwaamheid. In het ziekenhuis heeft de kandidaat-notaris – na te zijn opgevangen door de halfbroer die vervolgens de kamer is uitgegaan, en na identificatie van erflater – in alle rust met erflater alleen gesproken. Dit gesprek heeft ongeveer een half uur geduurd. De kandidaat-notaris was zich daarbij bewust van indicatoren die tot nader onderzoek van de wilsbekwaamheid zouden kunnen leiden. Tijdens de eerste tien minuten heeft de kandidaat-notaris inleidend gesproken met erflater teneinde zich een beeld te kunnen vormen over diens geestelijke vermogens. Erflater sprak in duidelijke bewoordingen over zijn ziekte, zijn klaplong en zijn testamentaire wensen. De kandidaat-notaris kreeg een helder en gemotiveerd antwoord op zijn vragen wie erflater tot zijn erfgena(a)m(en) wenste te benoemen en waarom. Na het nogmaals doornemen van de inhoud van het testament en beperkte voorlezing daarvan heeft de kandidaat-notaris het testament gepasseerd. De kandidaat-notaris had geenszins de indruk dat erflater werd beïnvloed door zijn halfbroer. Hij was niet bekend met het verzoek tot onder bewindstelling/mentorschap. Het ziekenhuispersoneel heeft hij niet gesproken omdat er geen reden was voor twijfel aan de wilsbekwaamheid en omdat het niet ‘sjiek’ is te moeten uitleggen waarvoor hij in het ziekenhuis was. De kandidaat-notaris heeft verder verwezen naar een notitie van de bewindvoerder mr. [naam] d.d. 11 juni 2014. Hieruit komt volgens de kandidaat-notaris onder meer naar voren dat erflater zich veilig en goed voelde bij zijn halfbroer.
6.4.
Het hof stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedere meerderjarige aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, het recht heeft om een uiterste wil te formuleren en te laten vastleggen bij testament. Een notaris dient in beginsel zijn ministerie te verlenen en zal dus op verlangen van een testateur moeten doen wat is vereist om de uiterste wil vast te leggen. Zoals bij elke akte heeft de notaris echter de wilsbekwaamheid van de betrokkene te beoordelen. Het komt daarbij in eerste instantie aan op de eigen waarneming van de notaris, die daarvoor een redelijke beoordelingsvrijheid toekomt. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid is in het algemeen verder onderzoek aangewezen.
6.5.
Uit het gedetailleerde relaas van de kandidaat-notaris blijkt dat hij met voldoende zorgvuldigheid zich ervan heeft vergewist dat erflater bekwaam was om zijn wil te bepalen ten aanzien van het testament. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd of aannemelijk geworden die reden geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het relaas. Naar het oordeel van het hof is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat de kandidaat-notaris op basis van het dossier en de mondelinge toelichting van [de kantoorgenoot] en in zijn gesprek met erflater op 16 december 2013 voldoende alert is geweest op de wilsbekwaamheid van erflater, hierbij het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening in acht heeft genomen en geen aanleiding had om aan die wilsbekwaamheid van erflater te twijfelen. Dat erflater een hoge leeftijd had, thuiszorg had, leed aan longvlieskanker en tijdens het passeren van het testament in het ziekenhuis verbleef, medicatie had en niet alle eerdere testamenten heeft genoemd, behoefden in het onderhavige geval daarom voor de kandidaat-notaris geen reden te zijn om nader onderzoek naar de wil van erflater te doen. Ook voor het overige is niets aangevoerd dat reden voor nader onderzoek had moeten zijn. De betrokkenheid van de halfbroer was voor de kandidaat-notaris reden om bij het opmaken van het (concept)testament de nodige zorgvuldigheid te betrachten, maar doet aan de wilsbekwaamheid van erflater niet af. Dat de halfbroer de wil van erflater heeft beïnvloed, is een vermoeden van klaagsters, maar de juistheid daarvan is niet aannemelijk geworden. In elk geval is niet aannemelijk dat erflater door enige beïnvloeding niet meer in staat zou zijn geweest zelfstandig zijn wil te bepalen. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kamer de klacht op dit onderdeel terecht ongegrond heeft verklaard.
6.6.
Nu geen feiten of omstandigheden te bewijzen zijn aangeboden die, indien bewezen, tot een andere beslissing dan de voorgaande kunnen leiden, ziet het hof geen aanleiding voor het horen van getuigen, in het bijzonder het horen van [notaris Z] , zoals door klaagsters aangeboden.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en G. Kleykamp - Van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015 door de rolraadsheer.