Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
, waarbij een gevaar van botsingen aanwezig is. De passage van automatische sluitende deuren levert een extra risico op van letsel door botsen of beklemmen.
‘Onwaarschijnlijk, maar mogelijk in grensgeval (in laatste 10 jaar niet binnen het bedrijf voorgekomen)’, en Waarschijnlijkheid letsel= 3 met
‘Ongewoon (in de laatste jaren binnen het bedrijf wel eens gebeurd)’
‘Denkbaar, maar onwaarschijnlijk’.Bij zijn beoordeling wijst hij erop dat in vrijwel alle gevallen mensen met karren en transportmiddelen de sluis probleemloos passeren en voorts dat er in totaal zeven beveiligingssystemen bij de deuren aanwezig zijn, die door hem in zijn rapport nader worden omschreven. Peereboom heeft, zo schrijft hij in zijn rapport, meermalen en op diverse manieren de deur benaderd en in alle gevallen ging de deur tijdig open en was er geen risico op stoten en/of beklemd raken. Het hof constateert dat Peereboom in zijn rapport de hiervoor beschreven feitelijke uitgangspunten van het TNO-rapport niet heeft bestreden. Ook Peereboom gaat ervan uit dat de deuren na ongeveer 15-20 seconden automatisch sluiten en dat het detectiesysteem, Peereboom benoemt de sensoren aan beide zijden van de deuren en een elektronisch oog op de deurstijlen, ervoor zorgt dat de deuren open blijven dan wel, indien de deuren al aan het sluiten zijn, weer opengaan als beweging wordt waargenomen. Peereboom gaat niet in op de door [geïntimeerde] gestelde werkwijze, de door TNO beschreven consequenties daarvan en de betekenis van een en ander voor de risico-inschatting. Peereboom legt alleen al daarom onvoldoende uit waarom hij, terwijl hij met betrekking tot de werking van de deuren kennelijk dezelfde uitgangspunten hanteert als TNO, tot een andere conclusie komt dan TNO. Het enkel beschrijven van de beveiligingssystemen en het benoemen van het feit dat in vrijwel alle gevallen de sluis probleemloos wordt gepasseerd, is daartoe niet voldoende. Zijn bevinding dat de deur bij benadering altijd tijdig openging is onvoldoende toegelicht om als een beredeneerde bestrijding van de argumentering van TNO te dienen. Peereboom heeft nog erop gewezen dat een zachte rubberstrip van anderhalve centimeter breed aan beide binnenzijden van elke deur is aangebracht zodat bij een beklemming tussen de deuren een veilige ruimte van ongeveer zes centimeter ontstaat waar niet afgeklemd wordt. Daarmee is echter nog niet gegeven dat deze strips letsel kunnen voorkomen bij een beklemming tussen een kar en de deur. Peereboom heeft voorts onvoldoende duidelijk gemaakt dat en hoe de aanwezigheid van veiligheidsmedewerkers het ontstaan van een beklemming met letsel kan voorkomen, zoals hij in zijn rapport opmerkt.
‘tussen frequent en zeer frequent in’. Aviflora legt onvoldoende uit waarom desondanks met een factor B = 3 zou moeten worden gerekend. De enkele stelling dat [geïntimeerde] niet dagelijks met de kar liep, kan daartoe in elk geval niet dienen. De omschrijving van B = 6 luidt immers
‘lang en/of frequent (regelmatig/dagelijks)’en daarvan is ook sprake indien, zoals in het onderhavige geval, werkzaamheden regelmatig maar niet dagelijks worden uitgevoerd.. Het hof gaat dan ook aan dit bezwaar van Aviflora voorbij. Aviflora heeft voorts de door TNO gekozen indeling E = 3 (Effect:
‘belangrijk, letsel met verzuim’) onbestreden gelaten.