Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2008. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.339, welke na bezwaar werd verminderd tot € 44.148. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond. Het gerechtshof Den Haag vernietigde deze uitspraak en verlaagde de aanslag tot € 25.878, maar zowel de Staatssecretaris van Financiën als belanghebbende gingen in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, maar dat van de Staatssecretaris gegrond, en verwees de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
Het Hof Amsterdam heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. Belanghebbende had een eenmanszaak onder de naam [AA] en later [BB] en voerde werkzaamheden uit die niet als onderneming konden worden aangemerkt. De inspecteur had de inkomsten uit deze werkzaamheden als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt. Het Hof concludeerde dat de werkzaamheden voor [CC] niet in het kader van de eenmanszaak [BB] waren verricht en dat er geen duurzaam economisch verkeer was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten van de procedure werden niet toegewezen.