Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
primair[appellant] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – zal veroordelen om de nodige (herstel)werkzaamheden te laten verrichten aan de dekvloer van zijn appartement conform de aanwijzingen in het rapport van het Geluidburo, met inachtneming van de wettelijke normen en de eisen van de splitsingsakte en de bouwvergunning, en
subsidiair[appellant] zal veroordelen om de kosten te vergoeden van het door [geïntimeerde] in haar appartement aan te passen plafond conform de aanwijzingen in het rapport van het Geluidburo, met beslissing over de proceskosten inclusief de nakosten.
2.De feiten
3.De beoordeling
het eerste tussenvonnis, kort gezegd, als volgt overwogen. Het antwoord op de vraag of [appellant] geluidshinder toebrengt aan [geïntimeerde] in een mate of op een wijze die onrechtmatig is als bedoeld in artikel 6:162 BW, is afhankelijk van de aard, ernst en duur van de hinder, de daardoor veroorzaakte schade en de overige omstandigheden waaronder de hinder wordt toegebracht. Gelet op het tot dusverre gevoerde partijdebat is onvoldoende komen vast te staan in welke mate sprake is van geluidshinder, welke normen van toepassing zouden kunnen zijn om de aanvaardbaarheid van deze geluidshinder te toetsen en welke mogelijkheden er zijn om deze geluidshinder te voorkomen of te beperken en wat hiervan de praktische en financiële gevolgen zijn. Deze omstandigheden zijn echter wel van belang voor de beoordeling van de onrechtmatigheid van de geluidshinder en van de daarmee verband houdende vorderingen van [geïntimeerde] , met het oog waarop een deskundigenonderzoek noodzakelijk is. In
het tweede tussenvonnisheeft de rechtbank, kort gezegd, als volgt overwogen. Blijkens het deskundigenrapport dient bij de beoordeling of sprake is van onrechtmatige hinder, onderscheid te worden gemaakt tussen (een gebrek aan) luchtgeluidsisolatie en contactgeluidsisolatie. In het onderhavige geval is geen sprake van onrechtmatige hinder door een gebrek aan luchtgeluidsisolatie, omdat de situatie al zo was toen [geïntimeerde] haar appartement kocht, het om een oud pand gaat en [appellant] zijn appartement op normale tijden normaal gebruikt, terwijl voorts van belang is dat partijen op dit punt over en weer even veel last van elkaar hebben. Anders is dit voor het geluid dat [appellant] produceert vanwege het gebrek aan contactgeluidsisolatie. Gelet op de inhoud van het deskundigenrapport is daarbij wel sprake van onrechtmatige geluidshinder. In de eerste plaats is aan de aan vervangende vloerbedekking in de splitsingsakte gestelde eis niet voldaan. In de tweede plaats is de contactgeluidsisolatie door de deskundige als slecht beoordeeld. Een en ander leidt ertoe dat [appellant] in beginsel de schade moet vergoeden die [geïntimeerde] lijdt als gevolg van de onrechtmatige geluidshinder door het gebrek aan contactgeluidsisolatie, zodat de door [geïntimeerde] gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, er geen aanleiding bestaat voor verwijzing naar een schadestaatprocedure en [geïntimeerde] geen belang meer heeft bij het laten uitvoeren van een bouwkundig onderzoek. Wat betreft de gevorderde (herstel)werkzaamheden dient [appellant] de door de deskundige geadviseerde betere akoestische zwevende vloer in zijn appartement te laten aanleggen, terwijl [geïntimeerde] zelf het door de deskundige geadviseerde geluidsisolerende plafond voorzien van gipsplaten – indien zij dit wenst – zelf en op eigen kosten dient te laten aanbrengen. Omdat de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd acht omtrent de door [appellant] te plaatsen nieuwe vloer, worden partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. In
het eindvonnisheeft de rechtbank, kort gezegd, als volgt overwogen. Omdat de door partijen overgelegde offertes onvoldoende duidelijkheid bieden, bestaat aanleiding om [appellant] te veroordelen een akoestisch zwevende vloer aan te brengen die voldoet aan de voorwaarden uit het deskundigenrapport. Nu gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] zelf schade heeft geleden door de onrechtmatige geluidshinder (anders dan dat zij verdere hinder wil voorkomen, waarop de veroordeling van [appellant] om de vloer aan te passen nu juist ziet), dient de verklaring voor recht toch niet te worden toegewezen, omdat [geïntimeerde] daarbij geen belang heeft. Op grond van een en ander heeft de rechtbank [appellant] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – veroordeeld conform de aanwijzingen van de deskundige een zwevende akoestische vloer aan te leggen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.