Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De zaak betreft een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder die op 11 juni 2014 een beroepschrift indiende tegen een eerdere beslissing van de kamer, waarin een klacht van de klager gegrond werd verklaard en de gerechtsdeurwaarder werd berispt. De klager, die te maken had met loonbeslag, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij vertrouwelijke informatie over hem aan zijn werkgever heeft verstrekt, terwijl deze informatie niet noodzakelijk was, aangezien de vordering waarvoor het beslag was gelegd inmiddels was voldaan. De gerechtsdeurwaarder verdedigt zich door te stellen dat het verstrekken van informatie aan de werkgever gebruikelijk is en dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof oordeelt echter dat de gerechtsdeurwaarder meer informatie heeft verstrekt dan nodig was voor de zorgvuldige vervulling van zijn taak. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en legt de maatregel van berisping op, omdat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig heeft afgewogen of het verstrekken van de informatie noodzakelijk was, vooral gezien het tijdsverloop en het feit dat de vordering al was voldaan. De beslissing van het hof benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in de beroepsuitoefening van gerechtsdeurwaarders.