ECLI:NL:GHAMS:2015:76

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
200.150.522-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekken van vertrouwelijke gegevens door een gerechtsdeurwaarder en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. De zaak betreft een toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder die op 11 juni 2014 een beroepschrift indiende tegen een eerdere beslissing van de kamer, waarin een klacht van de klager gegrond werd verklaard en de gerechtsdeurwaarder werd berispt. De klager, die te maken had met loonbeslag, verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij vertrouwelijke informatie over hem aan zijn werkgever heeft verstrekt, terwijl deze informatie niet noodzakelijk was, aangezien de vordering waarvoor het beslag was gelegd inmiddels was voldaan. De gerechtsdeurwaarder verdedigt zich door te stellen dat het verstrekken van informatie aan de werkgever gebruikelijk is en dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof oordeelt echter dat de gerechtsdeurwaarder meer informatie heeft verstrekt dan nodig was voor de zorgvuldige vervulling van zijn taak. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en legt de maatregel van berisping op, omdat de gerechtsdeurwaarder niet zorgvuldig heeft afgewogen of het verstrekken van de informatie noodzakelijk was, vooral gezien het tijdsverloop en het feit dat de vordering al was voldaan. De beslissing van het hof benadrukt het belang van vertrouwelijkheid in de beroepsuitoefening van gerechtsdeurwaarders.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.150.522/01 GDW
nummer eerste aanleg : 578.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 20 januari 2015
inzake
[toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats],
appellant,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[klager],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder) heeft op 11 juni 2014 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 22 april 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:72). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) tegen de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder gegrond verklaard en aan de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd
.
1.2.
Klager heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op 25 juni 2014, waarbij klager zich op het standpunt heeft gesteld dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet ontvankelijk in zijn hoger beroep dient te worden verklaard.
1.3.
Van de zijde van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder zijn nadere gronden van het hoger beroep, met bijlagen, ingediend ter griffie van het hof, ontvangen op 26 juni 2014.
1.4.
Klager heeft een inhoudelijk verweerschrift bij het hof ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op 22 juli 2014.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2014. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder, zijn gemachtigde en klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 17 april 2013 heeft (een kantoorgenoot van) de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ten laste van klager loonbeslag gelegd.
3.2.2.
Op 22 april 2013 is klager door zijn werkgever van het loonbeslag in kennis gesteld.
3.2.3.
Klager heeft met betalingen op 26 april 2013 en op 6 mei 2013 de openstaande vordering ter zake waarvan het beslag was gelegd, voldaan. Uit hoofde van het loonbeslag zijn geen inhoudingen en afdrachten gedaan.
3.2.4.
De werkgever van klager heeft naar aanleiding van het loonbeslag een disciplinair onderzoek ingesteld tegen klager.
3.2.5.
Op 24 juni 2013 heeft de werkgever van klager telefonisch contact gehad met een medewerker van het kantoor van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft de desbetreffende medewerker de door de werkgever verzochte informatie aan deze verschaft.

4.Het standpunt van klager

4.1.
Klager verwijt de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat deze vertrouwelijke informatie over klager aan diens werkgever heeft verschaft, terwijl het verstrekken daarvan geen enkel doel diende. De vordering waarvoor beslag was gelegd, was immers al door klager voldaan.
4.2.
Door het alsnog (onnodig) verstrekken van die informatie heeft klager problemen bij zijn werkgever ondervonden. De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft met het verstrekken van de informatie volgens klager in strijd gehandeld met artikel 5 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders (hierna: de Verordening).

5.Het standpunt van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder

5.1.
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de informatieverstrekking aan de werkgever van klager niet onzorgvuldig was.
5.2.
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft daartoe aangevoerd dat tijdens een telefoongesprek op 24 juni 2013 de werkgever te kennen had gegeven dat hij geïnformeerd wilde worden over de door de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder gevolgde werkwijze en over de vraag of het gelegde beslag rechtmatig was, nu klager dit betwistte. Dat een werkgever dergelijke informatie vraagt, is volgens de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder dagelijkse praktijk. De medewerker die het telefoongesprek voerde had daarom geen enkele reden om te veronderstellen dat de werkgever de informatie vroeg in het kader van een intern onderzoek.
5.3.
Voorts is de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder van mening dat een derde-beslagene wel degelijk dient te worden voorzien van informatie gerelateerd aan het derdenbeslag. Hij stelt verder dat hij bovendien niet ervan overtuigd is dat klager door het verstrekken van de informatie nadelige gevolgen heeft ondervonden, met name niet nu de verstrekte informatie grotendeels al blijkt uit het proces-verbaal van het gelegde derdenbeslag.

6.De beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Klager heeft aangevoerd dat de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep omdat het beroep niet binnen de wettelijke termijn van dertig dagen is ingesteld en het op 11 juni 2014 ingediende beroepschrift geen beroepsgronden bevat. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
6.2.
De beslissing van de kamer van 22 april 2014 is partijen bij kennisgeving van de kamer van 12 mei 2014 toegezonden. In die brief is partijen – overeenkomstig het bepaalde in artikel 45 van de Gerechtsdeurwaarderswet – medegedeeld dat binnen dertig dagen na dagtekening van deze schriftelijke kennisgeving hoger beroep kan worden ingesteld. Dit betekent dat de beroepstermijn ingaat op de eerste dag na de dag van verzending en eindigt op de dertigste dag na de dag van verzending. In dit geval ging de termijn dus in op 13 mei 2014 en eindigde deze op 11 juni 2014. Het beroepschrift is dus tijdig ingediend.
6.3.
Ten aanzien van het ontbreken van beroepsgronden in het op 11 juni 2014 ingediende beroepschrift verwijst het hof naar het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven. Daarin is voor beroepschriften behandeld door de Notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer onder 1.2.3.4 bepaald dat voor het indienen of aanvullen van de gronden van het hoger beroep een extra termijn van – ten hoogste – vier weken kan worden verzocht. Met inachtneming van deze bepaling is op zijn verzoek aan de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder een extra termijn voor het indienen van de beroepsgronden gegeven. Hij heeft de gronden van beroep ingediend op 26 juni 2014. Het hoger beroep is dus tijdig ingesteld. Het beroep van klager op niet ontvankelijkheid wordt derhalve verworpen.
Inhoudelijk
6.4.
Aan het hof ligt de vraag voor of de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 5 van de Verordening, luidende:
“De gerechtsdeurwaarder verwerkt vertrouwelijke gegevens die in de uitoefening van zijn beroep te zijner kennis zijn gekomen, niet verder of anders, en aan die gegevens geeft hij niet verder of anders bekendheid, dan voor de zorgvuldige vervulling van zijn beroep wordt vereist en hem bij of krachtens de wet is toegestaan.”
6.5.
De toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft als verweer aangevoerd dat voornoemde bepaling zich niet ertegen verzet, en dat het zelfs zijn plicht is, een derde-beslagene te informeren over de rechtmatigheid van een derdenbeslag en dat in dit kader de gewraakte informatie aan de werkgever van klager is verstrekt.
6.6.
Dit verweer van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder treft geen doel. In de e-mail van 24 juni 2013 van de (medewerker van de) toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager wordt, met referte aan het eerder gevoerde telefoongesprek, uitvoerig verslag gedaan van de aard van de vordering waarvoor beslag werd gelegd, van de contacten met klager daarover en van de opbouw van het dossier en aldus meer informatie verstrekt dan uit de beslagstukken bij de werkgever bekend had kunnen zijn. Bij de e-mail waren bovendien kopieën gevoegd van het exploot van overbetekening van 5 februari 2013 van een door de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder ten laste van klager gelegd bankbeslag en de laatste aanmaning, gedateerd 22 februari 2013.
Niet valt in te zien welke relevantie genoemde informatie (overbetekening bankbeslag, laatste aanmaning en inhoud contacten met klager) heeft voor de vraag of het loonbeslag terecht is gelegd. Naar het oordeel van het hof heeft de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder daarmee meer informatie verstrekt dan voor de zorgvuldige vervulling van zijn beroep was vereist. Het hof acht in dit verband nog van belang dat de werkgever van klager eerst twee maanden na het leggen van het loonbeslag heeft verzocht om informatie en dat de vordering op dat moment al geruime tijd door klager was voldaan (op 6 mei 2013). Mede gelet op dat tijdsverloop en op het feit dat de vordering waarvoor beslag was gelegd, inmiddels was voldaan, mocht van de toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij een zorgvuldige afweging maakte met betrekking tot de noodzaak van het verstrekken van de gevraagde informatie. Dat heeft hij niet gedaan. Of klager door de informatieverstrekking nadelige gevolgen heeft ondervonden, is daarbij niet van belang en kan verder in het midden blijven.
6.7.
Gelet op het voorgaande is het hof met de kamer van oordeel dat de klacht gegrond is. Het hof acht evenals de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2015 door de rolraadsheer.