Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
€ 19.500,=.
3.Beoordeling
€ 3.000,= zodat per saldo [Y] , die in het kader van de ontbinding aanspraak kan maken op terugbetaling van hetgeen zij tot nu toe aan [X] heeft betaald (€ 19.500,=) nog aanspraak kan maken op een bedrag van € 16.500,=. [Y] heeft alsdan geen aanspraak op verdere schadevergoeding na ontbinding nu zij door de ontbinding (per saldo) een bedrag terugkrijgt van € 16,500,=( 19.500,= - € 3.000,= waarde vergoeding) en zij het resterende bedrag van € 8.154,79 niet behoeft te betalen, terwijl een nieuwe aannemer het werk alsnog kan afronden voor een bedrag van € 24.642,50 (de begrote kosten voor herstel). De vordering tot schadevergoeding voor tijdelijke verhuiskosten, als eveneens door [Y] gevorderd, is door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De verder niet bestreden bedragen aan kosten voor bindend advies en juridische bijstand zijn toegewezen. De reconventionele vorderingen van [X] zijn afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe dat van schade aan de zijde van [X] door toedoen van [Y] geen sprake is, zodat de kosten van het expertiserapport niet voor vergoeding in aanmerking komen. De vordering tot nakoming van restantverplichtingen door [Y] stuit volgens de rechtbank af op het feit dat geen nakoming kan worden gevorderd van een ontbonden overeenkomst. Daarmee vervalt ook de grond voor het in conventie gevoerde verrekeningsverweer, aldus de rechtbank. [X] is in de proceskosten veroordeeld. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met zijn grieven op.
“In de regel zijn partijen gebonden aan een bindend advies. Slechts indien gebondenheid in verband met inhoud of wijze van totstandkoming van het bindend advies in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, kan het bindend advies worden vernietigd (artikel 7:904 lid 1 BW). Onder wijze van totstandkoming wordt mede begrepen dat de beslissing op een deugdelijk onderzoek gebaseerd dient te zijn en dat de beslissing voldoende gemotiveerd dient te worden. Of een gebrek in de totstandkomingsfase gebondenheid aan het bindend advies onaanvaardbaar maakt, wordt marginaal getoetst. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad zal vernietiging alleen mogelijk zijn indien sprake is van zodanig ernstige gebreken in de beslissing van de bindend adviseur, dat geen redelijk handelend en redelijk bekwaam deskundige in de gegeven omstandigheden tot een dergelijke beslissing zou zijn gekomen (vgl. HR 18 juni 1993, LNJ ZC1001, NJ 1993/615)”.