ECLI:NL:GHAMS:2016:1093

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
200.181.930/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot conservatoir beslag in hoger beroep met executoriale titel

In deze zaak heeft appellant [X] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2015, waarin zijn verzoek tot het leggen van conservatoir beslag werd afgewezen. [X] is bestuurder en enig aandeelhouder van [Y B.V.], die in 2006 drie loodsen in Amsterdam heeft gekocht met geld dat door [X] in lening was verstrekt. De hypotheekhouders, waaronder mr. J. de Wit, hebben [X] en [Y B.V.] bijgestaan in een geschil met de voormalige echtgenote van [X]. Na het niet kunnen voldoen aan de vergoedingen, hebben de hypotheekhouders een recht van hypotheek op twee loodsen verkregen. [X] heeft een vordering op [Y B.V.] van € 224.698,= en wil conservatoir beslag leggen om te waarborgen dat hij zijn aanspraken kan verdedigen bij de veiling van de loodsen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [X] afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd van de geldlening aan [Y B.V.] en onduidelijkheid bestond over de grondslag van de vordering op de hypotheekhouders. In hoger beroep heeft [X] verklaard dat hij inmiddels een executoriale titel heeft verkregen, omdat [Y B.V.] is veroordeeld om hem het bedrag te voldoen. Hierdoor heeft hij zijn verzoek tot het leggen van conservatoir beslag ingetrokken, maar het hof moest nog wel beoordelen of hij belang had bij het leggen van beslag op de veilingopbrengst ten laste van de hypotheekhouders.

Het hof oordeelt dat [X] geen belang heeft bij het verzoek, omdat hij zijn doel kan bereiken door beslag te leggen met gebruikmaking van zijn executoriale titel. Het verzoek wordt afgewezen en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, voor zover gegeven tussen [X] en de hypotheekhouders.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.181.930/ 01
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 maart 2016 (bij vervroeging)
inzake
[X],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat:
mr. M.N. Mensete Haarlem,
tegen:

1.[Y B.V.] ,

gevestigd te Amsterdam,

2. MR. J. DE WIT ADVOCAAT & PROCUREUR B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

3. de maatschap VAN DIEPEN VAN DER KROEF ADVOCATEN,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerden,
niet opgeroepen.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant wordt hierna [X] genoemd. Geïntimeerde sub 1 wordt hierna aangeduid als [Y B.V.] en geïntimeerden sub 2 en 3 tezamen als de hypotheekhouders.
[X] is bij beroepschrift met producties, dat per fax op 15 december 2015 is ontvangen ter griffie van het hof, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2015. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en alsnog het door [X] verzochte verlof tot het leggen van conservatoir beslag zal verlenen.
De mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op
2 maart 2016. [X] is verschenen, bijgestaan door mr. Mense voornoemd die het verzoek van [X] nader heeft toegelicht.
Ter zitting in hoger beroep heeft mr. Mense een overzicht overgelegd van de stand van zaken op dat moment.
Vervolgens is uitspraak bepaald.

2.Beoordeling

2.1
Aan zijn verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [Y B.V.] en de hypotheekhouders heeft [X] - kort gezegd - het volgende ten grondslag gelegd.
2.1.1
[X] is bestuurder en enig aandeelhouder van [Y B.V.] . [Y B.V.] heeft in 2006 drie loodsen te Amsterdam gekocht, met geld dat door [X] in lening aan haar was verstrekt. De hypotheekhouders, althans mr. J. de Wit, hebben [X] en [Y B.V.] bijgestaan in een geschil met de voormalige echtgenote van [X] en een aan haar verbonden vennootschap. [X] en [Y B.V.] konden de door hen, althans mr. De Wit, gerekende vergoeding niet (volledig) voldoen. De hypotheekhouders verkregen een recht van hypotheek op twee loodsen, een van de drie loodsen was eerder reeds doorverkocht. Nadat [Y B.V.] de aan de Vereniging van Eigenaren (hierna: de VvE) verschuldigde bijdrage niet meer kon voldoen, heeft de VvE beslag gelegd op de twee loodsen en aangekondigd deze op 14 december 2015 te zullen laten veilen.
2.1.2
[X] maakt ten laste van [Y B.V.] aanspraak op terugbetaling van de door hem in lening verstrekte gelden. [X] stelt een vordering op [Y B.V.] te hebben van € 224.698,=. Daarnaast stelt [X] zich op het standpunt dat hij aanspraak kan maken op het vermogen dat na liquidatie van [Y B.V.] resteert. Aangezien [Y B.V.] geen ander vermogen dan de loodsen bezat, heeft [X] er als schuldeiser en aandeelhouder van [Y B.V.] belang bij dat de verdeling van de executieopbrengst regelmatig verloopt en dat hij zijn aanspraken kan verdedigen. Om te voorkomen dat de notaris de opbrengst van de veiling zonder nader onderzoek naar de gegrondheid van hun vordering zal uitkeren aan de hypotheekhouders - volgens [X] hebben de hypotheekhouders hun vordering te hoog voorgesteld - wil [X] door beslag te leggen op de veilingopbrengst die zich onder de notaris bevindt, verzekeren dat er niet wordt uitgekeerd dan na een rangregeling.
2.2
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [X] tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [Y B.V.] en de hypotheekhouders afgewezen en daartoe - kort gezegd - overwogen dat onvoldoende is gebleken van het bestaan van de door [X] gestelde geldlening aan [Y B.V.] en dat onduidelijk is wat de grondslag van de vordering van [X] op de hypotheekhouders is.
2.3
Het hoger beroep van [X] richt zich tegen deze afwijzing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
2.4
Ter zitting in hoger beroep heeft [X] verklaard dat [Y B.V.] bij (verstek)vonnis van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2016 is veroordeeld om hem € 224.698,=, te vermeerderen met rente en kosten, te voldoen, waarmee hij een executoriale titel ten laste van [Y B.V.] heeft verkregen. [X] heeft zijn verzoek tot het verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [Y B.V.] daarom ter zitting in hoger beroep ingetrokken. Verder heeft [X] ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de opbrengst van de inmiddels plaatsgevonden hebbende veiling € 139.000,= bedraagt en dat de hypotheekhouders - ten onrechte - van mening zijn dat zij samen recht hebben op afgerond € 116.000,=. Dit alles in aanmerking genomen, resteert voor het hof enkel de vraag of aan [X] verlof kan worden verleend tot het leggen van beslag op de veilingopbrengst die zich onder de notaris bevindt ten laste van de hypotheekhouders. Het hof oordeelt als volgt.
2.5
Het hof stelt voorop dat conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn. Verlof tot het leggen van conservatoir beslag kan worden verleend indien summierlijk blijkt van een vorderingsrecht van de schuldeiser.
2.6
In het licht van de mededeling van [X] ter zitting in hoger beroep - dat de rechtbank [Y B.V.] op 3 februari 2016 heeft veroordeeld om aan [X] een bedrag van € 224.698,= te voldoen, waarmee [X] ten laste van [Y B.V.] een executoriale titel heeft verkregen - heeft [X] onvoldoende toegelicht waarom hij er daarnaast belang bij heeft ten laste van de hypotheekhouders conservatoir beslag te leggen onder de notaris om het beoogde doel, namelijk het kunnen verzoeken van dan wel zich kunnen mengen in een rangregeling, veilig te stellen. Dit doel kan [X] immers eenvoudig bereiken door beslag te leggen op de veilingopbrengst met gebruikmaking van zijn executoriale titel. Om die reden heeft [X] naar het oordeel van het hof geen belang bij zijn onderhavige verzoek.
2.7
Uit het bovenstaande volgt dat het verzoek van [X] , voor zover in appel gehandhaafd, niet toewijsbaar is en dat hetgeen [X] verder heeft aangevoerd geen bespreking behoeft. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover gegeven tussen [X] en de hypotheekhouders, derhalve bekrachtigen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover gegeven tussen [X] en de hypotheekhouders.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J.M. Smit, C.M. Aarts en R.J.F. Thiessen en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.