ECLI:NL:GHAMS:2016:1305
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- L.A.J. Dun
- C. Uriot
- A. Bockwinkel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep bij onderbewindstelling: rol van de bewindvoerder en ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant die onder bewind is gesteld. De appellant, handelend onder de naam [X], heeft op 24 september 2015 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter van 25 juni 2015. De bewindvoerder van de appellant heeft echter pas achteraf toestemming gekregen van de kantonrechter om het hoger beroep te ondersteunen. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder in het geding op te roepen en dit als formele procespartij over te nemen. Het hof oordeelt dat, hoewel de bewindvoerder niet voorafgaand aan het hoger beroep heeft opgetreden, de bewindvoerder wel achter het hoger beroep staat en toestemming heeft gekregen van de kantonrechter. Dit sluit aan bij de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat de bewindvoerder de rechthebbende vertegenwoordigt in juridische procedures. Het hof heeft besloten dat er geen reden is om de appellant niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, en heeft de zaak verwezen naar de rol van 3 mei 2016 voor verdere behandeling.