ECLI:NL:GHAMS:2016:1311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
7 april 2016
Zaaknummer
200.170.152/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen oud-notaris wegens verstrijken klachttermijn en onterecht handelen

In deze zaak heeft klaagster een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen de oud-notaris, waarbij zij hem verwijt dat hij niet adequaat heeft gehandeld bij de overdracht van een woning. Klaagster stelt dat de oud-notaris had moeten onderzoeken wat haar betrokkenheid was bij de transactie, vooral gezien het feit dat de waarborgsom van € 95.000,- door haar was gestort. Klaagster betoogt dat de koopsom van de woning van € 950.000,- aanzienlijk hoger was dan de werkelijke waarde, en dat de oud-notaris een Mot-melding had moeten doen vanwege het ongebruikelijke karakter van de transactie. De kamer voor het notariaat heeft klaagster echter niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, omdat deze te laat was ingediend, meer dan drie jaar na de relevante gebeurtenis. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd, waarbij het hof oordeelt dat de wetenschap van de bestuurder van klaagster, [Y], die bij de transactie betrokken was, als wetenschap van klaagster zelf moet worden beschouwd. Dit betekent dat klaagster op de hoogte was van de transactie en de bijbehorende storting, waardoor de klacht niet ontvankelijk is. Het hof heeft de bestreden beslissing van de kamer bevestigd en de klacht afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.170.152/01 NOT
nummer eerste aanleg : 576813/NT 14-70
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 april 2016
inzake
[naam] ,
gevestigd te [plaats] , [land] ,
appellante,
gemachtigde: mr. J. Koekkoek, advocaat te Haarlem,
tegen
[naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. E.A.L. van Emden, advocaat te Den Haag.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 21 mei 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 23 april 2015 (ECLI:NL:TNORAMS:2015:15). De kamer heeft in de bestreden beslissing klaagster in haar klacht tegen geïntimeerde (hierna: de oud-notaris) niet-ontvankelijk verklaard
.
1.2.
De oud-notaris heeft op 18 juni 2015 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
Van klaagster is op 5 januari 2016 een aanvullende productie ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2016. De gemachtigde van klaagster en de oud-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt in die zin dat de feiten volgens haar op punten onjuist dan wel onvolledig door de kamer zijn weergegeven. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
In 2005 heeft [naam] , gevestigd te [land] , (verder: [X] ) een woning met toebehoren te [plaats] (verder: de woning) gekocht voor een koopprijs van € 950.000,-. De door [X] verschuldigde waarborgsom van € 95.000,- is op 19 juli 2005 door klaagster op de derdengeldrekening van de oud-notaris gestort.
Op 21 september 2005 heeft de oud-notaris een bespreking gevoerd met [naam] (hierna: [Y] ), destijds volgens zijn visitekaartje ‘managing director’ of ‘general manager’ van klaagster. Vervolgens heeft de oud-notaris diezelfde dag een akte van levering verleden waarbij de woning aan [X] in eigendom is overgedragen en waarbij de waarborgsom met de koopprijs is verrekend. [Y] is op 7 april 2007 overleden.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de oud-notaris het volgende.
i. De storting van de waarborgsom op 19 juli 2005 vanaf de bankrekening van klaagster had voor de oud-notaris aanleiding moeten zijn om te onderzoeken wat de betrokkenheid van klaagster was bij de geplande overdracht van de woning. Klaagster had en heeft geen relatie met [X] , was bij de transactie niet betrokken en er bestond voor klaagster geen (betalings)verplichting jegens [X] , zodat zij het bedrag aan waarborgsom onverschuldigd heeft betaald.
ii. De oud-notaris had moeten weten dat de koopsom van de woning aanzienlijk hoger was dan de werkelijke waarde van de woning. Uit het kadaster bleek dat de woning een jaar eerder voor € 322.500,- was verkocht, terwijl de Woz-waarde per 1 januari 2005
€ 519.000,- bedroeg. Vanwege dat prijsverschil en gezien het ongebruikelijke karakter van de transactie, waarbij de waarborgsom voor een [land] vennootschap betaald werd door een [land] vennootschap, had de oud-notaris een Mot-melding moeten doen.

5.Standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 99 lid 15 van de Wet op het notarisambt (Wna) kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven.
6.2.
Klaagster heeft bij diverse gelegenheden meegedeeld dat [Y] ten tijde van de onderhavige transactie in 2005 haar bestuurder was. Op de zitting in hoger beroep heeft zij dat dat (nogmaals) bevestigd. Dat brengt mee dat de wetenschap die [Y] had van de betrokkenheid van klaagster bij de onderhavige transactie, in het maatschappelijk verkeer heeft te gelden als wetenschap van klaagster. Anders dan klaagster kennelijk meent, is niet van belang of [Y] bevoegd was om ten aanzien van de onderhavige transactie klaagster te vertegenwoordigen.
6.3.
[Y] heeft opdracht gegeven tot storting van de waarborgsom van de bankrekening van klaagster. Hij was verder aanwezig bij de levering van de woning en droeg aldus wetenschap van de transactie en de betaling van de koopsom, waarbij de van klaagster afkomstige waarborgsom werd verrekend. De wetenschap van [Y] heeft te gelden als wetenschap van klaagster en op grond daarvan moet worden aangenomen dat klaagster ten tijde van de storting en de transactie hiermee bekend was. Dit betekent dat de op 25 november 2014 bij de kamer ingekomen klacht te laat, want buiten de in 6.1. bedoelde klachttermijn van drie jaren, is ingediend. De kamer heeft klaagster terecht niet in haar klacht ontvangen, zodat het hof de beslissing van de kamer zal bevestigen.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2016 door de rolraadsheer.