In de richtlijn ‘Richtlijn vrijheidsbeperkende interventies in het VU Medisch Centrum’ van oktober 2005 (hierna de Richtlijn) is, onder meer, opgenomen:
Inleiding
(…)
Al deze interventies worden gebruikt om patiënten te beschermen tegen risicovolle of gevaarlijke situaties. Het behoort immers tot de taak van verpleegkundigen om bescherming te bieden en patiënten te behoeden voor gevaar.
(…)
De richtlijn is geen hulpmiddel waarmee pasklare oplossingen gevonden kunnen worden in alle individuele zorgsituaties. De richtlijn is ook geen beslisboom waarmee ja- of nee-antwoorden gevonden worden. Of vrijheidsbeperkende interventies verantwoord zijn in een individuele situatie zal uiteindelijk door de arts en de verpleegkundige, samen met de patiënt en de familie, bepaald moeten worden. Wel is de richtlijn een hulpmiddel waarmee de betrokkenen een antwoord op al die vragen kunnen formuleren.
(...)
1.2
Motieven voor gebruik
(…)
Een patiënt moet beschermd worden tegen de risico’s van een eventuele val uit bed (...)
Voorbeelden van veel voorkomende situaties waarbij gevaar voor letsel kan ontstaan zijn:
Vallen uit bed (…)
1.4.1
Risicofactoren
Er is een aantal risicofactoren die kunnen leiden tot gevaar voor letsel. Deze kunnen worden ingedeeld met betrekking tot de persoon, tot de behandeling en tot de omgeving.
Risicofactoren met betrekking tot de persoon komen voort uit de aandoening die de patiënt heeft en uit zijn persoonskenmerken. Voorbeelden hiervan zijn:
(…)
Tenslotte kunnen kenmerken van de omgeving het risico versterken. (…)
In hoeverre er gevaar voor letsel ontstaat is vaak afhankelijk van een combinatie van bovenstaande risicofactoren. Het gebruik van vrijheidsbeperkende interventies wordt dus niet alleen ingegeven door risico dat wordt veroorzaakt door gedrag van patiënten. Het gedrag zelf is vaak niet zo gevaarlijk of risicovol. Of gedrag gevaarlijk is, wordt ook beïnvloed door de omstandigheden waarin dit gedrag zich voordoet. Het wordt (mede)bepaald door factoren die samenhangen met de verpleegkundigen, de situatie op de werkplek en de beschikbaarheid van alternatieven. (...) Gedrag dat bij minimale personele bezetting leidt tot gevaarlijke situaties hoeft bij adequate personele bezetting niet daartoe te leiden.
1.4.2
Acuut en dreigend gevaar
(...)
Vaak kan gevaar voor letsel bij een patiënt (…) voorzien worden. Het gaat dan om een situatie waarbij te verwachten valt dat er gevaar kan ontstaan (dreigend gevaar). De patiënt is bijvoorbeeld gedesoriënteerd, plukkerig en hangt steeds met de benen over de bedhekken.
(...)
1.5
Preventieve interventies
Wanneer er sprake is van dreigend gevaar voor letsel zal in eerste instantie moeten worden gezocht naar preventieve interventies die het risico op letsel verkleinen. Gedacht kan worden aan het:
Veilig maken van de omgeving:
o Bed tegen de muur
o Bed zo laag mogelijk zetten (evt. matras op de grond)
(...)
Toezicht houden:
o Extra persoonlijke begeleiding door verpleegkundigen of familie van de patiënt
(…)