Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding na verwijzing door de Hoge Raad
2.De feiten en omstandigheden
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die na verwijzing door de Hoge Raad aan het Gerechtshof Amsterdam werd voorgelegd, gaat het om de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige. De moeder en de man hebben een relatie gehad, waaruit in 2011 een kind is geboren. De man heeft de moeder verzocht om toestemming tot erkenning van het kind, maar deze is niet verleend. De rechtbank Den Haag heeft in eerdere beschikkingen de erkenning door een derde nietig verklaard en de man toestemming verleend om het kind te erkennen. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van deze beschikkingen, terwijl de man de bestreden beschikking wilde bekrachtigen. Het hof heeft de belangen van de moeder en het kind afgewogen tegen de belangen van de man. Het hof oordeelt dat de erkenning van het kind door de man niet in strijd is met de belangen van de moeder en dat er geen reële risico's zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft terecht vervangende toestemming tot erkenning verleend. De zaak is aangehouden voor nader onderzoek naar een omgangsregeling tussen de man en het kind.