3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) [appellant] is sinds 2003 eigenaar en bewoner van de (hoek)woning aan de [adres] (verder: de woning). De woning is meer dan 100 jaar oud.
( b) In de periode 2009-2011 is direct achter de [straat A] de wijk “ [wijk] ” (verder: [wijk] ) gerealiseerd.
( c) In (het najaar van) 2011 heeft een herinrichting van de [straat A] plaatsgevonden, waarbij onder meer een verkeersplateau is aangebracht op de kruising [straat A] - [straat B] / [straat C] , waaraan de woning is gelegen.
( d) Op 20 september 2011, vóór aanvang van deze herinrichtingswerkzaamheden, heeft BBCI [X] , Bureau voor Bouwkundige en Civieltechnische Inspecties (verder: BBCI), de woning opgenomen. In het daarvan opgemaakte rapport is onder meer melding gemaakt van aflopende vloeren en van scheur- en naadvorming op een groot aantal plaatsen in de woning zowel op de begane grond als op de eerste verdieping en (voor wat betreft de scheur- en naadvorming) in de gevels.
( e) In dit geding vordert [appellant] dat voor recht wordt verklaard dat de gemeente
“aansprakelijk is voor alle schade aan de woning te Zaandam aan de [adres] welke is ontstaan door de gewijzigde infrastructuur sinds de realisering van de wijk [wijk]”.
Tevens vordert [appellant] , naar het hof begrijpt, dat de gemeente wordt veroordeeld tot de vergoeding aan [appellant] van deze schade, op te maken bij staat. [appellant] heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd, kort gezegd, dat de gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door bij de onder (c) genoemde herinrichting de infrastructuur te wijzigen en de verkeerstoename niet te reguleren, de (vernieuwde) weg niet goed aan te leggen/te bestraten en het trottoir te versmallen. Hierdoor zijn ter plaatse meer (verkeers)trillingen opgetreden dan tevoren het geval was, als gevolg waarvan, nog steeds volgens [appellant] , schade aan de woning, bestaande in scheurvorming, is opgetreden. De gemeente betwist onrechtmatig jegens [appellant] te hebben gehandeld, alsmede dat [appellant] als gevolg van de door hem gestelde onrechtmatige daad schade (aan zijn woning) heeft geleden.
( f) Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen. Zij heeft daartoe overwogen, voor zover in hoger beroep van belang, dat de vordering reeds niet toewijsbaar is omdat [appellant] niet heeft bewezen (bedoeld zal zijn: niet aannemelijk heeft gemaakt) dat er voldoende causaal verband bestaat tussen de schade aan de woning en de herinrichting van de kruising (overwegingen 4.3 tot en met 4.12). Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat [appellant] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld (overwegingen 4.13 tot en met 4.17).