In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De appellante, een huurster van een Wibo-appartement, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat de ontruiming had toegewezen op basis van wanbetaling, verboden onderverhuur en geluidsoverlast. De huurster had een betalingsachterstand van € 1.928,74 en had zonder toestemming een deel van haar woning onderverhuurd. Daarnaast was er sprake van langdurige geluidsoverlast die zij veroorzaakte aan haar buren, wat leidde tot klachten van meerdere bewoners.
De huurster voerde aan dat zij zelf ernstige overlast ondervond van haar buurman, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claims. De kantonrechter had eerder de vordering van de verhuurder, Stichting Ymere, toegewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat de huurster zich niet als een goed huurder had gedragen en dat de verhuurder een spoedeisend belang had bij de ontruiming. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging werd afgewezen, en de huurster werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.