2.3Voor het overige zijn de door de rechtbank vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
a. [geïntimeerde] is sinds 2 november 2004 eigenaar van het appartementsrecht met betrekking tot het appartement op de eerste verdieping aan de [a-straat] [nr.2] te [Z] (hierna: het appartement) dat deel uitmaakt van het complex [a-straat] [nr.5] tot en met [nr.1] . Het betreft een hoekappartement dat vanuit drie kamers aan de zijkant uitziet op het ernaast gelegen perceel [a-straat] [nr.1] .
b. In de akte van levering van 2 november 2004 waarin het appartement aan [geïntimeerde]
is geleverd, is de volgende bepaling opgenomen:
OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
Met betrekking tot bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere
verplichtingen betreffende het verkochte wordt verwezen naar een akte houdende vestiging
erfdienstbaarheid op negentien februari negentienhonderd vierenvijftig verleden voor
M.W. Treurniet, destijds notaris te Haarlem, ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers op twintig februari daarna in deel 2106 nummer 1, waarin onder meer staat vermeld:
‘De comparanten verklaren:
Comparant [X] is eigenaar van de percelen [Z] sectie [sectie] nummers [a] , [g] , [f] , [e] en [d] en de Heer [Y] , voornoemd, is eigenaar van de percelen [Z] sectie [sectie] nummers [c] en [b] .
Gemeld perceel nummer [a] dat niet bebouwd is, en de onbebouwde gedeelten der overige percelen zijn sinds onheugelijke tijden - in elk geval naar partijen aannemen, sedert het jaar
negentienhonderd voor een ieder onbeperkt en niet ter bede, onafgebroken toegankelijk geweest, en als straat gebruikt;
Deze weg is derhalve - wat gemelde percelen betreft openbaar volgens de Wegenwet van eenendertig juli negentienhonderd dertig S 342 Staatsblad.
Voorts stellen partijen bij deze vast, dat wederzijds door de Heren [X] voornoemd en [Y] voornoemd, afstand is gedaan van het bepaalde in de artikelen 695 van het Burgerlijk Wetboek en volgende, wat betreft het hebben van rechtstreekse uitzichten en wat betreft het hebben van vensters uitziende op het erf van den ander, hetwelk bovendien zal gelden ten opzichte van nog te maken deuren en vensters.
Partijen verklaren voor zover nodig, ter bevestiging van het bovenstaande bij deze akte te vestigen de navolgende erfdienstbaarheden, tot gebruik en ten nutte van de percelen van de Heer [Y] en ten laste van de percelen van de Heer [X] en omgekeerd:
tot gebruik en ten nutte van de percelen van de Heer [X] en ten laste van de percelen van de Heer [Y] :
1. van weg, naar en van de [a-straat] , welk recht zal gelden voor alle voertuigen en voor elk
vervoer voor zover de straatbreedte zulks toelaat;
2. het hebben van nu of later aan te brengen deuren en vensters in strijd met het buren recht,
beide erfdienstbaarheden onder de bepaling, dat de eigenaren van de lijdende erven zich nimmer tegen de uitoefening der erfdienstbaarheden zullen kunnen verzetten, op grond van verzwaring van erfdienstbaarheden.”
Voor zover in bovengenoemde bepalingen verplichtingen voorkomen welke verkoper verplicht is aan koper op te leggen, doet hij dat bij deze en wordt een en ander bij deze door koper aanvaard.
Voor zover het gaat om rechten die ten behoeve van derden zijn bedongen, worden die rechten bij deze tevens door verkoper voor die derden aangenomen.
c. De Berg is eigenaar van het perceel [a-straat] [nr.1] te [Z] en tevens van het
appartement op de begane grond aan de [a-straat] [nr.3] te [Z] dat deel uitmaakt van het complex [a-straat] [nr.4] tot en met [nr.2] .
d. In oktober 2011 heeft De Berg bij het college van Burgemeester en Wethouders
van de gemeente [Z] (hierna: de Gemeente) een aanvraag ingediend voor een
omgevingsvergunning voor de verbouwing van het gebouw aan de [a-straat] [nr.1] te
[Z] . De aanvraag ziet op het realiseren van woonunits met algemene ruimten voor het verlenen van zorg aan cliënten van de [instelling] (hierna: het RIBW). 26 woonunits zouden worden gerealiseerd in het gebouw dat is gelegen achter het entreegebouw van [a-straat] [nr.1] . Drie units waren gepland op de begane grond van [a-straat] [nr.3] . Bij dit bouwplan van oktober 2011 zou het entreegebouw van [a-straat] [nr.1] geen relevante wijziging ondergaan.
e. In juli 2012 is onder meer met betrekking tot de [a-straat] te [Z] het
bestemmingsplan […] vastgesteld. Op de bijbehorende plankaart is
bebouwing tot 14 meter hoogte toegestaan. Artikel 7.2.1. onder b, verplicht om tot de
voorgevelrooilijn te bouwen. In de toelichting op het bestemmingsplan is opgenomen dat er op de hoek [a-straat] en Volhardingsstraat een ontwikkeling is voor een RIBW-vestiging en appartementen. Voorts vermeldt de toelichting onder meer dat ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen er rekening mee dient te worden gehouden dat bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid geen sprake is van een onevenredige afname van de bezonning en de privacy. Tegen dit bestemmingsplan heeft [geïntimeerde] geen bezwaar gemaakt.
f. De leden van de Vereniging van Eigenaars met betrekking tot de appartementen gelegen in het complex [a-straat] [nr.4] tot en met [nr.2] (hierna: de VvE), onder wie [geïntimeerde] , hebben bezwaar gemaakt tegen het gebruik door het RIBW van de drie units op de begane grond van [a-straat] [nr.3] . Tijdens de ledenvergadering van 21 augustus 2012 heeft de VvE besloten De Berg te verbieden het appartement te laten gebruiken door het RIBW. De Berg heeft bij verzoekschrift van 19 september 2012 de kantonrechter te Haarlem verzocht dit besluit te vernietigen.
g. De Berg is op zoek gegaan naar een alternatief voor de drie units. Dat werd gevonden in een opbouw op het entreegebouw van het pand [a-straat] [nr.1] . Daartoe heeft De Berg op 31 januari 2013 bij de Gemeente een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het gedeeltelijk verbouwen en optoppen van het entreegebouw.
h. Bij beschikking van 14 februari 2013 heeft de kantonrechter het onder f. genoemde verzoek afgewezen.
i. Op 12 maart 2013 heeft De Berg de plannen voor de opbouw van een etage op het
entreegebouw van [a-straat] [nr.1] aan de VvE uiteengezet. Het bouwplan voorzag in
bebouwing op 1,40 meter afstand van de ramen van het appartement van [geïntimeerde] door het verhogen van een aldaar aanwezige blinde muur tot een hoogte van zeven meter (waarbij ook de verhoging een blinde muur betreft). [geïntimeerde] was bij die presentatie aanwezig.
j. [geïntimeerde] heeft op 28 maart 2013, onder de aanduiding “bezwaar”, een zienswijze
tegen het bouwplan ingediend. Bij brief van 16 april 2013 heeft de Gemeente [geïntimeerde]
toegezegd hem schriftelijk op de hoogte te stellen van de beslissing op de aanvraag van De Berg.
k. Op 26 april 2013 heeft de Gemeente de omgevingsvergunning voor de opbouw op
het entreegebouw van [a-straat] [nr.1] aan De Berg verleend. [geïntimeerde] is daarvan niet op de hoogte gesteld. De omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk geworden. Deze omgevingsvergunning vermeldt onder meer het volgende:
Op 11 april 2013 (...) heeft de heer (…) [geïntimeerde] ‘Bezwaar’ ingediend, (...) Wij hebben het
bezwaar aangemerkt als bedenking en deze in dit besluit beoordeeld. De bedenking houdt
samengevat in
1. Het bouwplan neemt daglicht weg van de woning op de eerste verdieping van adres
[a-straat] [nr.2] ;
2. Het bouwplan neemt uitzicht weg van de woning op de eerste verdieping van adres
[a-straat] [nr.2] ;
3. Het bouwplan zorgt voor waardedaling van de woning op de eerste verdieping van adres
[a-straat] [nr.2] ;
4. (...)
Wij reageren hierop als volgt
1-3: De invloed van een te bouwen bouwwerk op de omgeving wordt beoordeeld in het kader van het bestemmingsplan. Conform het huidige, net onherroepelijk geworden bestemmingsplan kan er een bouwwerk ter plaatse van de [a-straat] [nr.1] geplaatst worden vanaf de voorgevel rooilijn, aansluitend aan de woning(en) [a-straat] [nr.2] tot 14 meter hoog. (...)
Voor de toetsing van het bouwplan aan het woongenot is het bestemmingsplan essentieel. Als
een aanvraag in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan de omgevingsvergunning
niet worden geweigerd wegens de gevolgen hiervan voor het woongenot van de omwonenden. In dat geval worden de gevolgen van de aanvraag voor het woongenot van de omwonenden dus niet bij de beoordeling betrokken.
Op het moment dat een aanvraag om omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan, worden de gevolgen hiervan voor het woongenot van de omwonenden wel bij de aanvraag van de omgevingsvergunning betrokken. Daarbij wordt echter een vergelijking gemaakt tussen hetgeen het bestemmingplan mogelijk maakt en hetgeen wordt aangevraagd en niet tussen de bestaande situatie en de aangevraagde situatie. Er wordt dus beoordeeld of en in hoeverre de afwijking van het bestemmingsplan van invloed is op het woongenot van de omwonenden.
De nu ingediende aanvraag omgevingsvergunning is conform artikel 2.10 van de Wabo
hiervoor aan het bestemmingsplan getoetst. De strijdigheid van het plan met het huidige
bestemmingsplan is dat niet in de voorgevel rooilijn is gebouwd, maar meer terugliggend (...).
Dit kan daarom niet leiden tot een verslechtering van het woongenot van de omwonenden met
betrekking tot daglicht, uitzicht en de waarde van de naastliggende woningen ten opzichte van
hetgeen in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Wij zien daarom geen aanleiding om de omgevingsvergunning op dit punt te weigeren.
(...)
CONCLUSIE
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, zijn er ten aanzien van de activiteit handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
l. Op 24 juni 2013 heeft [geïntimeerde] alsnog een bezwaarschrift ingediend. De Gemeente heeft bij beslissing verzonden op 26 september 2013 [geïntimeerde] ontvankelijk verklaard, maar de bezwaren op inhoudelijke gronden afgewezen.
m. Op 25 juni 2013 heeft De Berg met het RIBW een overeenkomst gesloten tot
realisatie van drie woonunits in de opbouw op het entreegebouw van [a-straat] [nr.1] .
n. De aannemer van De Berg is op 1 juli 2013 met de bouwwerkzaamheden voor de
opbouw op het entreegebouw begonnen.
o. De advocaat van [geïntimeerde] heeft De Berg bij brief van 3 juli 2013 gesommeerd de bouwwerkzaamheden te staken, omdat de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk was en meerdere onjuistheden zou bevatten en het bouwwerk in civielrechtelijke zin onrechtmatig zou zijn wegens het teweegbrengen van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
p. De Berg heeft bij brief van 4 juli 2013 betwist onrechtmatig te handelen.
q. [geïntimeerde] is een kortgedingprocedure tegen De Berg gestart. In deze procedure heeft De Berg zich niet op de hiervoor onder b. beschreven erfdienstbaarheid beroepen.
Bij vonnis van 13 september 2013 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland voorshands geoordeeld dat het plaatsen van de opbouw onrechtmatig is jegens [geïntimeerde] en De Berg veroordeeld de bouwactiviteiten met ingang van 20 september 2013 te staken.
r. Op 20 september 2013 is de opbouw op [a-straat] [nr.1] voltooid.