Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.Stukken van het geding
3.Vooronderzoek en bedenkingen
– samengevat weergegeven – de volgende.
4.Het standpunt van het BFT
5.Standpunt van de oud-notaris
6.Beoordeling
“Daar waar de notaris verweer voert is het, met in achtneming van beginselen van behoorlijke rechtspleging, de corrigerende functie van het tuchtrecht en de (gewijzigde) taakstelling van het BFT sinds 1 januari 2013, gewenst dat een zaak op tegenspraak gepresenteerd kan worden.”Gelet op de hiervoor genoemde wetswijziging was het instellen van hoger beroep echter niet nodig om als zelfstandige procespartij verweer te kunnen voeren in het namens de oud-notaris aanhangig gemaakte hoger beroep. Het BFT heeft dan ook geen belang bij het door hem ingestelde hoger beroep.
Engel and others v. The Netherlands, nrs. 5100/71, 5101/71, 5102/71, 5354/72 en 5370/72. Het hof neemt aan dat het eindrapport door de toenmalige advocaat van de oud-notaris kort na 15 april 2014 aan de oud-notaris is toegestuurd. De termijn die thans is verstreken sinds 15 april 2014, is niet onredelijk lang. Het hof passeert dan ook de stelling van de oud-notaris op dit punt.
In artikel 14 derde lid, onderdeel g, van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) is het nemo tenetur-
beginsel opgenomen, dat inhoudt dat niemand mag worden gedwongen om een verklaring of bekentenis tegen zichzelf af te leggen, in geval van een tegen een hem in gestelde «strafvervolging». Dit beginsel volgt ook uit artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Gezien het feit dat het in artikel 99a voorgestelde vooronderzoek plaatsvindt in het kader van een tuchtrechtelijke procedure die kan leiden tot de oplegging van punitieve sancties, is analoog aan artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering en artikel 5:10a Awb, in het zesde lid van artikel 99a Wna een zwijgrecht opgenomen voor degene die voorwerp is van het vooronderzoek, alsmede de verplichting om de betrokkene hiervan vooraf op de hoogte te stellen, de zogeheten «cautie».”
Müller-Hartburg v. Austria, nr. 47195/06, en EHRM 5 april 2016,
Helmut Blum v. Austria, nr. 33060/10.) Het verweer van de oud-notaris dat het BFT hem bij de start van het onderzoek in 2009 ten onrechte niet heeft gewezen op de cautie, verwerpt het hof dan ook.
€ 89.000,-), op zich geen reden is om nader onderzoek te eisen. Verder heeft de oud-notaris benadrukt dat van belang is dat partij C door de hypotheekadviseur van de bank is aangedragen en dat de bank over een taxatie beschikte die ‘paste’ bij de appartementsrechten.
gegrond.
gegrondzijn.
gegrond.
gegrondzijn.
ongegrond.
ongegrond.
gegrond.
gegrond.
€ 60.000,- was begrepen in de koopprijs van de AB-transactie (waarbij de drie appartementsrechten werden verkocht aan B). Onder deze omstandigheden acht het hof het onvoldoende zorgvuldig dat de oud-notaris, naast het opvragen van de waarde van het appartementsrecht bij [notaris] , geen verder onderzoek naar de prijsstijging heeft gedaan (bijvoorbeeld door het opvragen van een taxatierapport).
gegrond.
gegrond.
ongegrond.
gegrond.
schriftelijknieuwe termijnen hebben afgesproken. Verder blijkt onvoldoende of de oud-notaris (in dossier 7) een ‘terugleveringsakte’ heeft voorgesteld dan wel heeft opgemaakt.
gegrond.
ongegrond.
[de broer] treedt ook op in dossier 11.
ongegrond.
gegrond.
gegrond.
ongegrondop dit punt.
ongegrond.
€ 106.000,- en koopprijs BC van € 165.000,-), zijnde 55%, is niet voldoende verklaard.
gegrond.
gegrond.
gegrondzijn.
€ 30.000,- ten opzichte van de aankoop door partij C) gezien de taxatie door de makelaar als reëel moet worden gezien. Het hof is van oordeel dat deze verklaring van de oud-notaris niet voldoende is en dat hij nader onderzoek had moeten doen. Het taxatierapport van de bank bevat een ander bedrag dan is vermeld op de factuur van de makelaar. Hierover had de oud-notaris in ieder geval vragen moeten stellen. Ook had het op de weg van de oud-notaris gelegen om de bank te informeren dat sprake was van een ABCD-transactie. Niet gebleken is dat hij dat heeft gedaan. De ambtshalve bedenkingen zijn op dit onderdeel dan ook
gegrond.
ongegrond.
€ 455.000,- en de koopprijs BC-transactie is € 542.500,-), zijnde 19%, is niet voldoende verklaard. De gezamenlijke Woz-waarde bedroeg € 483.000,-.
gegrond.
gegrond.
ongegrond.
.