In eerste aanleg heeft [X] hetzelfde gevorderd als in hoger beroep en daaraan ten grondslag gelegd dat zij in 2013 in opdracht van [geïntimeerde] diverse verbouwingswerkzaamheden aan het appartement van [geïntimeerde] heeft uitgevoerd en dat [geïntimeerde] uit dien hoofde het gevorderde bedrag aan haar dient te betalen. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, kort gezegd op de grond dat [X] niet met [geïntimeerde] heeft gecontracteerd. Volgens de rechtbank volgt dit onder meer uit de omstandigheid dat de offerte door [geïntimeerde] is ondertekend en bij begeleidende brief van 8 februari 2013 aan [X] retour gezonden, in welke begeleidende brief het volgende is geschreven:
“Bijgaand nog de originele offerte retour (…)
Zou je de tenaamstelling van de offerte en van de reeds ontvangen facturen willen aanpassen zoals vanmiddag besproken?
Opdrachtgever is:
[Y] Properties BV
(…)”
Volgens de rechtbank duiden ook
-de e-mail van 21 januari 2013 van [geïntimeerde] aan [X] , onder meer inhoudend:
“Ik heb aan […][lees: [A] ; toev. hof]
gevraagd de facturen op naam van [Y] Properties te zetten (…)”
-de e-mail van 7 februari 2013 van [geïntimeerde] aan [X] , onder meer inhoudend:
“Ik zie net pas dat de offerte op privé staat.. Zou je dit aub willen veranderen in [Y] Properties (…)”en
- de e-mail van 9 februari 2013 van [geïntimeerde] aan [X] , onder meer inhoudend:
“We zullen de volgende betalingen aan jou verrichten vanuit de vennootschap (…) (in opdracht van [Y] Properties BV) (…)”,
erop dat de overeenkomst tussen [X] en [Y] is gesloten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [X] met haar grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.