Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Bureau Financieel Toezicht (BFT) de oud-notaris beschuldigd van het schenden van wet- en regelgeving. Het BFT stelde dat de oud-notaris gelden die toebehoorden aan rechthebbenden niet op de kwaliteitsrekening had bewaard, maar deze in privé had ontvangen, zonder dat er een opdracht van de rechthebbenden was. Bovendien was er sprake van een negatieve bewaringspositie en een gebrek aan zorgvuldige administratievoering en bewaring van cliëntengelden. De kamer voor het notariaat in Amsterdam heeft de klacht van het BFT, met uitzondering van een klachtonderdeel over de negatieve bewaringspositie, gegrond verklaard en de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. De oud-notaris heeft vervolgens op 19 januari 2016 het hoger beroep ingetrokken. Het hof heeft geoordeeld dat de oud-notaris niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, waardoor de beslissing van de kamer onherroepelijk wordt. Het hof heeft bepaald dat het aan de kamer is om te bepalen wanneer de maatregel van ontzetting uit het ambt van kracht wordt en dit aan de oud-notaris mee te delen.