Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“(…) kennis hebben genomen van de bepalingen, zoals nader uitgelegd in de bij deze akte behorende toelichting (…)”) wordt bij artikel 16 als volgt vermeld:
3.Beoordeling
“al het redelijk mogelijke”te doen (artikel 16.3 koopovereenkomst) om financiering te verkrijgen. [geïntimeerden] hebben op basis van de door [A] getaxeerde waarde van € 165.000,= financiering gevraagd voor de koopsom en de kosten koper (opgeteld: € 187.818,18) aan twee erkende geldverstrekkende instellingen, te weten Nationale Nederlanden en Obvion. Toen bleek dat deze geen financiering verstrekten, kon niet van [geïntimeerden] worden verwacht andere mogelijkheden te onderzoeken. Voor [geïntimeerden] bestond immers geen aanleiding te twijfelen aan de door [A] getaxeerde waarde van € 165.000,=. Met name waren [geïntimeerden] niet verplicht mee te werken aan een hertaxatie in opdracht van [appellanten] dan wel financiering aan te vragen op basis van de rapporten van [B] d.d. 19 juni 2014 (getaxeerde waarde woning: € 172.500,=), [C] d.d. 26 juni 2014 (getaxeerde waarde woning: € 179.000,=) of [D] d.d. 8 januari 2015 (getaxeerde waarde woning € 175.000,=). [geïntimeerden] hebben onbetwist gesteld dat ook op basis van de rapporten van [B] en [D] niet de benodigde financiering voor het bedrag van € 187.818,18 kon worden verkregen. Van [geïntimeerden] kon niet worden verwacht het tekort in de financiering uit eigen middelen, zo al aanwezig, te financieren. Het enige rapport op basis waarvan mogelijk financiering kon worden verkregen, was dat van [C] , maar de daarin opgenomen waarde van € 179.000,= was in verhouding tot de andere getaxeerde waarden en de WOZ waarde van € 166.000,= zo hoog, dat het [geïntimeerden] vrij stond deze mogelijkheid te passeren omdat het op basis hiervan financiering vragen niet verantwoord leek. De stelling van [appellanten] dat [geïntimeerden] na de taxatie door [A] onbuigzaam en niet coöperatief zijn geweest, is - in het licht van het gegeven dat [geïntimeerden] tot een hertaxatie bereid waren mits de koopsom zou worden aangepast wanneer die hertaxatie daartoe aanleiding gaf - evenzeer onvoldoende toegelicht.