In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 24 november 2015, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. de Wit, heeft de Gemeente Amsterdam aangeklaagd wegens schade die hij heeft geleden door een termijnoverschrijding van 23 maanden. Het hof heeft geoordeeld dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door stil te zitten, wat heeft geleid tot aansprakelijkheid voor de schade van de appellant.
Het hof heeft in het laatste tussenarrest vastgesteld dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die de appellant heeft geleden, en heeft een beslissing genomen over twee schadeposten: de kosten voor rechtsbijstand en de kosten voor extra werkzaamheden van de architect. De appellant heeft een akte ingediend waarin hij zijn schade ter zake van gemiste huurinkomsten van zijn woning heeft gepresenteerd, met een waardeverklaring van een makelaar die de huurwaarde op € 2.500,- per maand heeft vastgesteld. De schade wordt berekend over de periode van 1 augustus 2010 tot en met 30 juni 2012, wat neerkomt op een totaal van € 57.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.
De Gemeente heeft de huurwaarde betwist en aangevoerd dat er geen markt is voor dergelijke huurprijzen in de betreffende periode. De Gemeente verzoekt het hof om de schade op nihil te begroten of, subsidiair, de huurwaarde te verlagen naar maximaal € 1.250,- per maand. Het hof heeft besloten dat het onvoldoende informatie heeft om de schade te begroten en heeft de appellant in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken, bij voorkeur in de vorm van een verklaring van een makelaar. Het hof heeft partijen ook aangemoedigd om in overleg te treden om het geschil mogelijk in onderling overleg op te lossen, om verdere proceskosten te vermijden.
De beslissing van het hof is op 4 oktober 2016 openbaar uitgesproken, en de zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.