Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Astelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat in de woning een hennepplantage is aangetroffen die, gelet op de grootte en de opzet daarvan, professioneel te noemen is, berust dit op een onjuiste lezing van het vonnis. De kantonrechter heeft (slechts) onder punt 3 van het bestreden vonnis de stellingen van verhuurster weergegeven. Wel is de kantonrechter voorshands uitgegaan van de grootte en opzet van de hennepplantage zoals in het proces-verbaal van de politie staat beschreven. Huurster betwist de juistheid daarvan. Naar het oordeel van het hof geeft de enkele omstandigheid dat tussen de vondst van de hennepplantage en het opmaken van het proces-verbaal van de politie ongeveer een maand is verstreken onvoldoende aanleiding om aan de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal te twijfelen, zoals huurster betoogt. De omstandigheden dat het proces-verbaal niet is ondertekend en dat geen foto’s zijn bijgevoegd, doen dat evenmin. Daarnaast geldt dat een broer van huurster in een schriftelijke verklaring (die blijkens punt 4 van het bestreden vonnis ter zitting in eerste aanleg door huurster aan de kantonrechter is getoond) heeft bevestigd dat hij verantwoordelijk is voor de aanleg van de hennepplantage. Huurster heeft in hoger beroep niet gesteld dat deze verklaring onjuist was. Evenmin heeft zij weersproken dat de elektriciteitsinstallatie was bewerkt, waardoor de afgenomen stroom niet werd geregistreerd en dat Liander (om die reden) herstelwerkzaamheden aan de elektriciteitsmeter heeft verricht. Op grond van al deze omstandigheden gaat het hof voorshands ervan uit dat in de woning een hennepplantage is aangetroffen zoals in het proces-verbaal van de politie is weergegeven. De omstandigheid dat de strafzaak tegen huurster (en haar broer) is geseponeerd, doet aan het voorgaande niet af. Grief A faalt derhalve.
grief Bheeft huurster onder meer aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor voornoemde hennepplantage. Op of omstreeks 29 september 2014 heeft huurster bij een scooterongeluk haar enkel verstuikt, waardoor zij met krukken moest lopen. Daarmee kon zij in de woning (met name in de kleine badkamer en het toilet) niet uit de voeten en daarom is zij begin oktober 2014 tijdelijk bij haar moeder ingetrokken. Huurster heeft de sleutels van de woning aan een broer van haar gegeven om haar post te kunnen ophalen. Op 13 december 2014 heeft huurster wederom, toen zij bij iemand achterop een scooter zat, een ongeluk gekregen en letsel opgelopen. Nadat zij door Liander ervan op de hoogte was gesteld dat in de woning een hennepplantage was aangetroffen, heeft huurster de woning op 19 december 2014 voor het eerst weer bezocht. Toen heeft zij aan de achterdeur sporen van inbraak waargenomen en geconstateerd dat er goederen van huurster waren ontvreemd. Volgens huurster is wellicht haar broer verantwoordelijk geweest voor de aanleg van de hennepplantage. In dat geval kan het huurster niet worden verweten dat zij haar eigen broer heeft vertrouwd met de sleutels van haar woning voor het ophalen van haar post. Ook is het mogelijk dat een derde tijdens de afwezigheid van huurster in de woning heeft ingebroken en de hennepplantage heeft opgezet. Hiervoor kan huurster evenmin verantwoordelijk worden gehouden, aldus steeds huurster.