Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief Ibestrijdt Woonwaard de overweging van de kantonrechter dat niet valt uit te sluiten dat [X] niets van de activiteiten op zolder heeft geweten. Daarnaast betoogt zij dat voor overtreding van artikel 6.8 geen wetenschap is vereist.
grief IIbestrijdt Woonwaard het (voorshandse) oordeel van de kantonrechter dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij niet in strijd is met het verbod de contractuele bestemming van het gehuurde te wijzigen. Zij wijst erop dat in artikel 6.4 van de algemene voorwaarden ook het ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten in een deel van het gehuurde is verboden. Ook deze grief slaagt. De omvang van de aangetroffen hoeveelheid hennep en de aangebrachte voorzieningen maken dat de knipperij moet worden beschouwd als een bedrijfsmatige activiteit, die op grond van artikel 6.4 van genoemde voorwaarden verboden is. Dat het overgrote deel van het gehuurde nog steeds in gebruik was als woonruimte doet daaraan niet af. Het argument van [X] dat zij de bestemming niet (zelf) heeft gewijzigd, stuit af of het hierboven omtrent haar wetenschap overwogene, wat van dat argument overigens ook zij.
grieven III en IVzijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [X] door de aanwezigheid van de hennepknipperij op zichzelf niet in strijd heeft gehandeld met haar verplichting zich als een goed huurder te gedragen, omdat het enkele feit dat in het gehuurde een strafbaar feit is gepleegd daartoe niet voldoende is en van gevaarzetting dan wel gevaar voor overlast of verloedering van de woonomgeving niet is gebleken.
grief Vbepleit Woonwaard toewijzing van de door haar gevorderde boete van € 2.500,= wegens overtreding van het bepaalde in artikel 6.8 van de algemene voorwaarden. Deze grief heeft geen succes, hoewel het hof ervan uitgaat dat [X] inderdaad in strijd heeft gehandeld met artikel 6.8 en aldus de boete heeft verbeurd tot de gevorderde bedrag. Het boetebeding dient door de rechter ambtshalve te worden onderzocht op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn 93/13/ EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De uitkomst daarvan is niet voldoende zeker. Voor toewijzing van de boete in kort geding is derhalve geen plaats.