Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
persoonlijk” niet het geval is.
grieven I tot en met IVlenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij bestrijden met verschillende argumenten het oordeel van de kantonrechter dat de door [appellante] in de woning gehouden honden voor onaanvaardbare overlast zorgen.
persoonlijk” niet het geval is. Deze persoon houdt kennelijk al rekening met de mogelijkheid dat andere mensen een andere ervaring hebben. Het geluid van blaffende honden kan zich in een huizenblok op allerlei verschillende manieren verspreiden, dus het feit dat juist de onderbuurvrouw van [appellante] geen overlast ervaart, is voor het hof niet zonder meer een aanwijzing dat het met de overlast wel meevalt, nog daargelaten de mogelijke andere verklaringen voor deze schijnbare tegenstrijdigheid.
grief VIwordt verworpen.
laatste griefziet op de proceskostenveroordeling. Uit de beoordeling van de overige grieven vloeit voort dat [appellante] in eerste aanleg terecht als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Daarbij past haar veroordeling in de kosten. Ook deze grief heeft geen succes.