ECLI:NL:GHAMS:2016:5238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
9 december 2016
Zaaknummer
200.182.207/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over overlast door honden in een bovenwoning

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellante], een huurder, en Woningstichting Eigen Haard, de verhuurder. [appellante] huurt sinds 1 december 2000 een driekamerwoning van 68 m². De verhuurder heeft klachten ontvangen van omwonenden over overlast veroorzaakt door de honden van [appellante]. In totaal heeft [appellante] op het moment van de rechtszaak acht honden in haar woning. De verhuurder heeft in kort geding gevorderd dat het aantal honden teruggebracht wordt tot twee, op straffe van een dwangsom van €250 per dag tot een maximum van €2500. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de verhuurder toegewezen, waarbij werd overwogen dat de woning niet geschikt is voor het houden van zoveel honden en dat er voldoende klachten zijn van omwonenden.

In hoger beroep heeft [appellante] de beslissing van de voorzieningenrechter bestreden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de klachten van de omwonenden gegrond zijn en dat [appellante] niet in staat is om acht honden in de woning te houden zonder onaanvaardbare overlast te veroorzaken. Het hof heeft de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter bekrachtigd en [appellante] veroordeeld om het aantal honden te reduceren tot twee. Tevens is [appellante] veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder. Het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde dwangsom redelijk is en dat [appellante] voldoende tijd heeft gekregen om aan de veroordeling te voldoen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.182.207/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/595214/KG ZA 15-1234
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 december 2016
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. E. Luijendijk te Amsterdam,
tegen
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M.G. Blokziel te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Eigen Haard genoemd.
Het hof heeft in deze zaak op 21 juni 2016 een incidenteel arrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Eigen Haard heeft vervolgens een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Zij heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.14 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten zijn de volgende.
2.1
Sinds 1 december 2000 huurt [appellante] een woning aan de [adres 1] van aanvankelijk de stichting Holendrecht en vervolgens Eigen Haard als de rechtsopvolgster van die stichting. Het betreft een driekamer woning op de eerste verdieping met een oppervlakte van 68 m2.
2.2
Krachtens artikel 5.3 van de op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden (AV) dient de huurder de woning als een goed huurder te gebruiken en te onderhouden. Op grond van artikel 5.4 AV dient de huurder zich te
onthouden van gedragingen die naar algemeen gangbare opvattingen schade veroorzaken aan de woning en de daartoe behorende inventaris en installaties, dan wel hinder, overlast of gevaar opleveren voor de omwonenden. Artikel 5.7 AV bepaalt dat de huurder aansprakelijk is voor gedragingen in strijd met de bepalingen in dat artikel van haar huisgenoten alsmede voor schade, hinder, gevaar en overlast veroorzaakt door huisdieren die door de huurder tot het gehuurde zijn toegelaten.
2.3
[appellante] houdt honden. Op 18 en 22 januari 2001 hebben zich twee omwonenden beklaagd bij de stichting Holendrecht over voortdurend geblaf door de
honden van [appellante] en over vervuiling van en stank in het trappenhuis. Op 22 januari 2001 heeft naar aanleiding van de overlastklachten een medewerker van de
stichting Holendrecht een huisbezoek gebracht aan [appellante] . Het daarvan door de
stichting opgemaakte rapport vermeldt dat het gaat om drie honden en vermeldt
verder:
Bezoek [A] aan veroorzaker: ontkent dat honden zo hard blaffen en dat het trappenhuis er keurig netjes uitziet. [A] heeft echter geconcludeerd dat de klachten gegrond zijn.
2.4
Op 25 januari 2001 heeft de stichting Holendrecht [appellante] aangeschreven in verband met de overlastklachten met het verzoek daaraan een einde te maken. Hierna zijn geen vervolgstappen ondernomen.
2.5
Bij brief van 24 augustus 2011 heeft Eigen Haard naar aanleiding van nieuwe klachten [appellante] aangeschreven over overlast van haar honden en haar verzocht om haar reactie. [appellante] heeft daarop telefonisch contact opgenomen met Eigen Haard en onder meer meegedeeld dat zij vier honden in huis had. In september 2011 heeft Eigen Haard huisbezoeken bij buren van [appellante] afgelegd, onder meer bij de benedenburen van [appellante] . Die gaven te kennen de honden wel eens te horen maar nooit langdurig en dat geen reden te vinden om Eigen Haard in te schakelen. Volgens een dossiernotitie van 25 november 2011 heeft Eigen Haard het dossier gesloten omdat zij vond dat zij onvoldoende concrete meldingen had om andere acties in te zetten.
2.6
Bij brief van 30 oktober 2014 heeft de Raad van Beheer op Kynologisch
gebied aan [appellante] bericht:
Bij de Raad van Beheer heeft u de volgende dienst aangevraagd: stambomen voor nest [nummer] in verband hiermee heeft de buitendienstmedewerker u onlangs een bezoek gebracht. Naast de gevraagde dienst is tevens, op grond van de Uitvoeringsregels Locatiecontroles, een locatiecontrole uitgevoerd. Hierbij berichten wij u over het resultaat van deze locatiecontrole.
De Raad van Beheer is verheugd u te melden dat uw locatie voldoet aan de gestelde regels.
2.7
Op 29 juni 2015 heeft Eigen Haard aan [appellante] geschreven dat zij meldingen heeft ontvangen van buren over door de honden van [appellante] veroorzaakte overlast. Eigen Haard heeft een huisbezoek aan [appellante] aangekondigd. Op 8 juli 2015 heeft dit huisbezoek plaatsgevonden. Op 16 juli 2015
heeft een tweede huisbezoek plaatsgevonden.
2.8
Bij brief van 22 juli 2015 heeft een medewerker van Eigen Haard de tijdens het tweede huisbezoek van 16 juli 2015 met [appellante] gemaakte afspraken om de overlast tegen te gaan, vastgelegd. Tevens is voor begin september 2015 een afspraak gemaakt voor een bemiddelingsgesprek tussen [appellante] en haar buren, [B] , wonend op [adres 2] en [C] , [adres 3] .
2.9
Op 9 september 2015 heeft het afgesproken bemiddelingsgesprek tussen [appellante]
, beide genoemde buren en Eigen Haard plaatsgevonden.
2.1
Bij aangetekende brief van 16 september 2015 aan [appellante] heeft Eigen
Haard gerefereerd aan de twee huisbezoeken en het bemiddelingsgesprek en heeft zij
geschreven dat [appellante] niet is gekomen met een concreet voorstel om de door
de buren ervaren overlast te stoppen. Volgens Eigen Haard bestaat er nog steeds ernstige geluidsoverlast en stankoverlast. [appellante] is gesommeerd te komen
met een concreet voorstel om de overlast te stoppen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht zijn gesteld.
2.11
Op 17 september 2015 heeft Eigen Haard een burenonderzoek verricht en
schriftelijke verklaringen opgehaald van omwonenden.
[B] heeft verklaard al een jaar of vijf last te hebben van de honden, overdag en
‘s avonds, af en toe in de nacht. Tevens verklaart zij dat er inmiddels meer
honden zijn dan de aanvankelijke drie.
[C] heeft verklaard al ruim anderhalf jaar overlast te ondervinden van de honden.
De bewoner van [adres 4] , [D] , heeft geschreven:
De hele nacht blafen ik kan niet slapen over dag ook blafen
De trap stink en vies met de haar van de honden.
Volgens een schriftelijke bevestiging van 24 september 2015 van Eigen Haard aan [E] , adres onbekend, heeft deze zich beklaagd over overlast van de ongeveer zes honden van [appellante] , bestaand in dagelijks blaffen, zo erg dat zij daar niet van kan slapen, en stankoverlast.
2.12
Bij brief van 27 september 2015 heeft [appellante] aan Eigen Haard geschreven dat zij de kwestie heeft voorgelegd aan haar rechtsbijstandsverzekeraar en dat zij op de zaak zal terugkomen. Daarop heeft Eigen Haard bij brief van 30 september 2015 geantwoord dat zij verder uitstel niet duldt en het dossier heeft overgedragen aan haar jurist.
2.13
Volgens een e-mail van 16 oktober 2015 van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die de dagvaarding aan [appellante] heeft uitgereikt, kwam hem bij de overhandiging van de dagvaarding een vreselijke lucht/stank tegemoet uit de woning en maakten de honden aanhoudend flink kabaal.
2.14
Bij verklaring van 29 oktober 2015 heeft de directe onderbuurvrouw van [appellante]
, wonend op [adres 5] , meegedeeld dat zij geen overlast heeft van
de honden van [appellante] . Verder is volgens haar de stank in de gang die zich met
name in de zomer voordeed, te wijten aan muizenpies en -poep, die inmiddels aardig is
opgeruimd, waardoor de overlast minder is geworden.

3.Beoordeling

3.1
Bij de inleidende dagvaarding van 16 oktober 2015 heeft Eigen Haard, voor zover in hoger beroep nog van belang en samengevat, gevorderd dat [appellante] in kort geding wordt bevolen haar verplichtingen als huurder uit de huurovereenkomst en de wet na te komen en de overlast van haar huisdieren te doen staken en dat zij, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag tot een maximum van € 2.500,=, wordt veroordeeld het aantal honden in haar woning terug te brengen tot twee. Eigen Haard heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat het aantal honden in de woning, acht ten tijde van de inleidende dagvaarding, niet acceptabel is, dat de honden aanhoudende overlast veroorzaken en het rustig woongenot van de omwonenden verstoren, dat de gehuurde woning voor het houden van zo veel honden niet geschikt is en dat Eigen Haard op grond van haar verplichtingen als verhuurder gehouden is tegen deze overlast op te treden en [appellante] zelf niet met een concreet voorstel komt ter beperking van de overlast.
3.2
[appellante] heeft de vorderingen weersproken en daartoe aangevoerd dat haar honden geen overlast veroorzaken, althans niet zoveel als door Eigen Haard wordt gesteld. Zij heeft verwezen naar de hiervoor onder 2.14 weergegeven verklaring van haar onderbuurvrouw en een verklaring van de bewoner van [adres 6] , die op de vraag naar ondervonden overlast antwoordt dat dat voor hem/haar “
persoonlijk” niet het geval is.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de hiervoor vermelde vorderingen toegewezen. Zij heeft hiertoe als volgt overwogen.
Het spreekt voor zichzelf dat een bovenwoning van 68 m2 niet geschikt is voor het houden van acht honden van het ras Samojeed, zoals [appellante] doet. Bovendien hebben vier omwonenden over ernstige overlast geklaagd, welke verklaringen worden ondersteund door de mededelingen van de medewerkers van Eigen Haard ter zitting en van de gerechtsdeurwaarder. Dat de directe onderbuurvrouw geen overlast zegt te ondervinden legt daartegenover te weinig gewicht in de schaal. Het doet niet ter zake dat de woning voldoet aan kynologische eisen.
De toename van het aantal klachten in 2015 lijkt samen te hangen met de uitbreiding van het aantal honden in de woning. Nu [appellante] heeft verklaard met het ras te willen fokken, valt niet uit te sluiten dat het aantal honden in de woning nog zal toenemen. [appellante] heeft de kans gekregen zelf met een oplossing te komen, maar die kans niet benut. Het is nu tijd voor een gedwongen reductie van het aantal honden, waarvoor [appellante] zes maanden de tijd krijgt. De gevorderde dwangsom is niet onredelijk en toewijsbaar.
3.4
De
grieven I tot en met IVlenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij bestrijden met verschillende argumenten het oordeel van de kantonrechter dat de door [appellante] in de woning gehouden honden voor onaanvaardbare overlast zorgen.
3.5
Het hof zal, anders dan de kantonrechter heeft gedaan, niet ingaan op de vraag of een bovenwoning van 68 m2 per definitie onder alle omstandigheden ongeschikt is voor het houden van acht honden van het ras Samojeed. Het hof komt voorshands echter wel tot het oordeel dat [appellante] niet in staat is zoveel van dergelijke honden in de gehuurde woning te houden zonder haar buren onaanvaardbare overlast te bezorgen. Dit oordeel berust op het navolgende.
3.5.1
Anders dan [appellante] in hoger beroep betoogt hebben de omwonenden niet voor het eerst over de honden geklaagd toen Eigen Haard daarover vragen stelde. Na eerdere klachten in 2001 en 2011 heeft Eigen Haard in juni/juli 2015 van twee omwonenden spontane klachten ontvangen. Bij het buurtonderzoek dat daarop volgde zijn klachten van vier individuele buren genoteerd. Die klachten betreffen overwegend het veelvuldig blaffen van de honden.
3.5.2
[appellante] heeft in hoger beroep een verslag overgelegd van een in haar opdracht verricht geluidsonderzoek. Dit onderzoek is verricht vanuit de woning onder die van [appellante] in de periode van 20 januari 2016 tot en met 28 januari 2016. Omdat overdag gemaakte opnamen niet bruikbaar waren vanwege leefgeluiden van de bewoner, zijn alleen de resultaten tussen 23.30 uur en 7.00 uur gepresenteerd. De onderzoeker concludeert dat de honden in de nacht af en toe blaffen, in sommige nachten zeer beperkt en in sommige nachten vaker, terwijl er op sommige tijdstippen een bepaalde onrust lijkt te zijn waardoor de honden gedurende anderhalf uur met enige regelmaat aanslaan en blaffen. Volgens [appellante] was dit vanwege loopsheid van een van de honden.
3.5.3
Het hof volgt [appellante] niet in haar betoog dat uit het rapport blijkt dat de honden in de nacht nauwelijks blaffen. In sommige nachten wordt wel degelijk flink geblaft. Evenmin slaagt het betoog van [appellante] dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het reageren van honden op externe triggers. In een stad als Amsterdam behoren dergelijke triggers tot de dagelijkse werkelijkheid, waarmee rekening moet worden gehouden. Dat een van de honden loops was in de onderzoeksperiode maakt evenmin dat de onderzoeksresultaten in het voordeel van [appellante] moeten worden bijgesteld. Loopsheid is bij honden, zeker als daarmee wordt gefokt, een regelmatig terugkerend verschijnsel.
3.5.4
Naar het oordeel van het hof bevestigen de onderzoeksresultaten de klacht van
de omwonende [B] dat de honden in de nacht af en toe blaffen. Deze en andere omwonenden hebben ook geklaagd over veelvuldig blaffen overdag, welke klacht door [appellante] niet is weerlegd. In het geluidsrapport is vermeld dat zich in woningen in de directe omgeving van het gehuurde geen andere honden bevinden, dus er bestaat geen kans dat de omwonenden zich in de herkomst van het geblaf vergissen. Medewerkers van Eigen Haard hebben zelf in de woning ook vastgesteld dat de acht honden van [appellante] geluidsoverlast veroorzaakten. De gerechtsdeurwaarder die de inleidende dagvaarding heeft betekend, maakt ook melding van een flink kabaal en flink blaffen gedurende het gehele bezoek. In de door Eigen Haard van internet gehaalde informatie over het ras Samojeed wordt vermeld dat deze honden naast blaffen nog andere vocale uitingen kennen, “niet altijd tot genoegen van de buren” en tevens dat zij van nature graag hun stem laten horen en dus wat luidruchtig kunnen zijn. De ervaringen van de hiervoor genoemde personen met de honden van [appellante] bevestigen dit beeld. Het grote aantal honden in de woning (acht ten tijde van het geding in eerste aanleg, negen ten tijde van het geluidsonderzoek) vergroot het probleem doordat, zoals de ervaring leert, honden elkaar met hun geblaf ook aansteken.
3.5.5
Tegenover de hiervoor genoemde verklaringen legt de verklaring van twee andere buren dat zij geen overlast ervaren, onvoldoende gewicht in de schaal. Het hof tekent daarbij aan dat de bewoner van [adres 6] uitdrukkelijk schrijft dat dat voor hem/haar “
persoonlijk” niet het geval is. Deze persoon houdt kennelijk al rekening met de mogelijkheid dat andere mensen een andere ervaring hebben. Het geluid van blaffende honden kan zich in een huizenblok op allerlei verschillende manieren verspreiden, dus het feit dat juist de onderbuurvrouw van [appellante] geen overlast ervaart, is voor het hof niet zonder meer een aanwijzing dat het met de overlast wel meevalt, nog daargelaten de mogelijke andere verklaringen voor deze schijnbare tegenstrijdigheid.
3.5.6
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat de voorzieningenrechter terecht voldoende aannemelijk heeft geacht dat de honden van [appellante] voor onaanvaardbare overlast zorgen. De grieven I tot en met IV zijn tevergeefs voorgedragen.
3.6
Grief Vis gericht tegen de overwegingen van de voorzieningenrechter dat zich ook klachten hebben voorgedaan in 2001 en 2011, dat sinds de zomer van 2015 de klachten zijn toegenomen, waarschijnlijk als gevolg van de uitbreiding van het aantal honden en dat gelet op de wens van [appellante] om met de Samojeeds te fokken niet valt te verwachten dat [appellante] het aantal honden in de woning zal terugbrengen en niet is uitgesloten dat dat aantal verder zal toenemen.
3.6.1
[appellante] wijst erop dat er gedurende tien jaar geen klachten over de honden zijn geuit. Zij meent dat het aantal recent ingediende klachten daartegen niet opweegt, zeker niet gelet op de gebrekkigheid van de door Eigen Haard verzamelde klachten. [appellante] voert voorts aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte toekomstverwachtingen aan haar beslissing ten grondslag heeft gelegd.
3.6.2
[appellante] heeft niet betwist dat het aantal honden in de woning in 2015 is toegenomen. Begrijpelijkerwijs heeft de voorzieningenrechter daaruit de conclusie getrokken dat het grote aantal honden de oorzaak was van de toename van het aantal klachten in dat jaar. Dat in de jaren tussen 2001 en 2011 geen klachten zijn ingediend is tegen deze achtergrond dus niet relevant. Het is [appellante] immers niet verboden om, zoals zij kennelijk in het verleden deed, enkele honden in haar woning te houden. Dat het hof de verzamelde verklaringen niet gebrekkig acht, is bij de behandeling van de eerste vier grieven al gebleken.
3.6.3
De klacht dat de voorzieningenrechter zich ten onrechte aan een voorspelling heeft gewaagd kan alleen al niet slagen omdat inmiddels is gebleken dat die voorspelling is uitgekomen; ten tijde van het geluidsonderzoek bleek het aantal honden daadwerkelijk gestegen. Vastgesteld moet worden dat de voorzieningenrechter de uitlatingen van [appellante] over haar plannen met de honden op de juiste waarde heeft geschat. Ook deze grief faalt.
3.7
Grief VIis gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat, nu [appellante] de haar geboden mogelijkheid om zelf met een oplossing te komen, niet heeft benut en de overlast bagatelliseert en een verdere uitbreiding van het aantal honden niet valt uit te sluiten, de maatregel van verplichte beperking van het aantal honden tot twee gerechtvaardigd is.
3.7.1
Voor zover deze grief voortbouwt op de vorige grieven deelt zij het lot van die grieven.
3.7.2
[appellante] voert voorts aan dat zij niet in staat is voor een alternatief zorg te dragen, omdat zij niet de financiële middelen heeft om te verhuizen en in haar zoektocht naar woonruimte wordt gehinderd door de verhuurdersverklaring van Eigen Haard, waarin melding wordt gemaakt van de overlastklachten. Bovendien meent zij dat het aan Eigen Haard is om met alternatieven te komen, bijvoorbeeld het beter isoleren van het appartementencomplex, dat in de huidige staat erg gehorig is. Bij het bepalen van de opgelegde boete van € 250,= per dag is onvoldoende rekening gehouden met de financiële situatie van [appellante] , waardoor die boete uitsluitend een punitief karakter zou hebben. [appellante] wordt in een onmogelijke toestand geplaatst, doordat zij aan de veroordeling niet kan voldoen.
3.7.3
De stelling dat het complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt erg gehorig is, is op geen enkele wijze onderbouwd. Het feit dat acht of negen middelgrote honden in een bescheiden woning voor geluidsoverlast zorgen, zegt het hof in dit verband niet zo veel. De stelling is niet voldoende aannemelijk geworden en wordt daarom gepasseerd.
3.7.4
Het is [appellante] die in de gehuurde woning iets ongebruikelijks wenst te doen - het houden van een groot aantal middelgrote honden - en het is, mede gelet op het bepaalde in artikel 5.7 AV, aan haar om ervoor te zorgen dat daaruit voor anderen geen overlast voortkomt. Zij kan in dit verband niet met een beschuldigende vinger naar Eigen Haard wijzen. Als het haar niet lukt het blaffen van de honden tegen te gaan of een geschiktere woning te vinden, zal zij het aantal honden moeten aanpassen aan haar feitelijke omstandigheden. Zij heeft daarvoor van de voorzieningenrechter een ruime periode gekregen. Om haar ertoe te bewegen aan de veroordeling te voldoen is niet een boete, maar een dwangsom opgelegd. Niet valt in te zien waarom de voorzieningenrechter die dwangsom zou hebben moeten aanpassen aan [appellante] ’s - gestelde - gebrek aan financiële middelen. Een dwangsom is immers bedoeld als pressiemiddel en de hoogte van de gevorderde en opgelegde dwangsom, € 250,= per dag met een maximum van € 2.500,=, is uitermate redelijk, ook voor een schuldenaar met bescheiden financiële middelen. Waarom de dwangsom uitsluitend een punitief karakter zou hebben valt niet in te zien, nu [appellante] niet heeft uitgelegd waarom zij niet in staat zou zijn te voldoen aan de hoofdveroordeling, het reduceren van het aantal honden tot twee.
3.7.5
Het hof begrijpt dat het wegdoen van zeven van haar honden [appellante] zwaar valt. Gelet op de mate van overlast die in dit geding aannemelijk is geworden acht het hof de veroordeling daartoe echter gerechtvaardigd. Dat die uitspraak in een eventueel aan te spannen bodemzaak zal worden gedaan, is dermate waarschijnlijk, dat de veroordeling ook in kort geding kan worden uitgesproken. Ook
grief VIwordt verworpen.
3.8
De
laatste griefziet op de proceskostenveroordeling. Uit de beoordeling van de overige grieven vloeit voort dat [appellante] in eerste aanleg terecht als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt. Daarbij past haar veroordeling in de kosten. Ook deze grief heeft geen succes.
3.9
[appellante] heeft voor het eerst in hoger beroep een reconventionele vordering ingesteld tot vergoeding van de kosten van het geluidsrapport. Die vordering stuit reeds af op het bepaalde in artikel 353 lid 1, slot Rv. Ten overvloede overweegt het hof dat de vordering bovendien rechtsgrond ontbeert, aangezien artikel 6:96 lid 2 onder b BW, waarop [appellante] zich beroept, hier toepassing mist, nu in dit geding geen schadeplichtigheid van Eigen Haard is vastgesteld, en deze kosten ook niet als gedingkosten kunnen worden beschouwd die, als Eigen Haard in het ongelijk was gesteld, voor haar rekening hadden kunnen worden gebracht.
3.1
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellante] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar reconventionele vordering en als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, zowel de hoofdzaak als het incident.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar in hoger beroep ingestelde reconventionele vordering;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, hoofdzaak en incident, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 711,= aan verschotten en € 1.788,= voor salaris en op € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, J.C.W. Rang en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 december 2016.