ECLI:NL:GHAMS:2016:5474

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
200.164.509/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van een strook grond en de hoogte van buitengerechtelijke kosten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de verkrijgende verjaring van een strook grond. De appellanten, wonend te [woonplaats], hebben in hoger beroep geprocedeerd tegen de geïntimeerden, die eveneens te [woonplaats] wonen. De zaak volgde op een eerder tussenarrest van 12 juli 2016, waarin het hof had overwogen dat de opvolgende eigenaren van het perceel gedurende minimaal twintig jaar voor 1 januari 2012 het bezit van de grond hadden gehad. De appellanten hebben echter verklaard af te zien van bewijslevering, waardoor de conclusie was dat de grieven van de appellanten tevergeefs waren voorgedragen.

De appellanten voerden aan dat de door de rechtbank toegewezen advocaatkosten van € 1.000,= te hoog waren, omdat de schade al door de verzekeraar was vergoed. De geïntimeerden stelden daarentegen dat het door de rechtbank toegekende bedrag te laag was, gezien de omstandigheden van het geschil. Het hof oordeelde dat het handelen van de appellanten onrechtmatig was, omdat de geïntimeerden inmiddels als eigenaar van het perceeltje waren vastgesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2014 en veroordeelde de appellanten in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, terwijl de geïntimeerden in de kosten van het incidenteel hoger beroep werden veroordeeld.

Het arrest werd uitgesproken op 20 december 2016 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de kostenveroordelingen en de wettelijke rente werden vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.164.509/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/207392/HA ZA 13-500
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 december 2016
inzake

1.[appellant sub 1] ,

2.
[appellante sub 2]
beiden wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. J.A.C. Bruin te Haarlem,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2.
[geïntimeerde sub 2],
3.
[geïntimeerde sub 3],
allen wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. R. Vos te Haarlem.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna respectievelijk [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 12 juli 2016 een (tweede) tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen.
Op de rol van 15 november 2016 hebben [appellanten] verklaard af te zien van bewijslevering door getuigen of anderszins.
Vervolgens is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
In het tweede tussenarrest heeft het hof overwogen dat [geïntimeerden] voorshands, dat wil zeggen: behoudens tegenbewijs, hebben bewezen dat de opvolgende eigenaren van perceel [perceel 2] gedurende minimaal twintig jaar voor 1 januari 2012 het voortdurend en ondubbelzinnig bezit hebben gehad van het in geding zijnde perceeltje. [appellanten] zijn tot tegenbewijs toegelaten.
2.2
Nu [appellanten] hebben verklaard van het leveren van tegenbewijs af te zien, moet de conclusie zijn dat de grieven 3 tot en met 7 en 9, die op deze kwestie betrekking hebben, tevergeefs zijn voorgedragen.
2.3
Met grief 11 hebben [appellanten] aangevoerd dat het bedrag aan advocaatkosten dat de rechtbank heeft toegewezen, € 1.000,=, te hoog is. [appellanten] wijzen erop dat de door hen aangerichte schade reeds door de verzekeraar is vergoed. De uitgebreide correspondentie was niet nodig geweest als [geïntimeerden] zich aan de afspraak hadden gehouden om de kosten van de reparatie vooraf tussen partijen te bespreken. In plaats daarvan werd een dag van tevoren aangekondigd dat een aannemer langs zou komen. De gevorderde schadevergoeding was buitensporig. Daarbij komt dat [appellanten] niet hadden hoeven verwachten dat het perceeltje zonder de benodigde bouwvergunning in gebruik was genomen, aldus steeds [appellanten]
2.4
In incidenteel appel hebben [geïntimeerden] als grief opgeworpen dat het door de rechtbank toegekende bedrag juist te laag is, omdat het gevorderde bedrag door hen is betaald en inschakeling van een advocaat onder de gegeven omstandigheden voor de hand lag, omdat partijen reeds een geschil met elkaar hadden. Volgens [geïntimeerden] hebben [appellanten] moeten weten dat het perceeltje in open verbinding stond met de woning van [geïntimeerden] , zodat ook duidelijk moet zijn geweest dat zij een inbreuk maakten op de privacy van [appellanten]
2.5
Het handelen van [appellanten] was onrechtmatig, niet alleen omdat dat een vorm van eigenrichting was, maar ook omdat inmiddels is vastgesteld dat [geïntimeerden] eigenaar zijn van het perceeltje. Het was redelijk dat [geïntimeerden] in verband met dat handelen hun advocaat hebben ingeschakeld. Het door de rechtbank toegekende bedrag acht het hof eveneens redelijk, gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden. Zowel grief 11 in principaal appel als de incidentele grief stuit daarop af.
2.6
De grieven 8 en 10 in principaal appel zijn in het tussenarrest reeds verworpen.
2.7
De principale grieven 1, over de vastgestelde feiten, en 12, over de proceskosten, delen het lot van de overige principale grieven.
2.8
Nu alle grieven falen, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. De kosten in het principale appel komen voor rekening van [appellanten] , die in het incidentele appel voor rekening van [geïntimeerden]

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 15 oktober 2014;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 311,= aan verschotten en € 2.682,= voor salaris en op € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan deze kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellanten] begroot op € 632,= voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 december 2016.