In deze zaak gaat het om een hoger beroep van KAV Holding B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. KAV heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen Verhuurt het Holding B.V. en 24Rental B.V. met betrekking tot een samenwerkingsovereenkomst die op 1 mei 2012 is gesloten. KAV stelt dat VH c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van deze overeenkomst, met name door het vermarkten van een softwareproduct zonder overleg over de lancering. KAV vordert betaling van contractuele boetes en wettelijke rente. De rechtbank heeft de vorderingen van KAV afgewezen, wat KAV heeft doen besluiten in hoger beroep te gaan.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en is van oordeel dat KAV niet voldoende heeft aangetoond dat VH c.s. contractueel tekort zijn geschoten. Het hof oordeelt dat de ontbindingsverklaring van KAV niet heeft geleid tot een situatie waarin VH c.s. geen recht meer hadden om het product te vermarkten. Bovendien is het hof van mening dat KAV niet heeft aangetoond dat VH c.s. de naam '24Rental' niet mochten gebruiken voor andere activiteiten dan het project waarvoor de samenwerkingsovereenkomst was gesloten. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en wijst KAV aan als de in het ongelijk gestelde partij, met veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van duidelijke afspraken in samenwerkingsovereenkomsten en de noodzaak voor partijen om zich aan deze afspraken te houden. Het hof heeft de grieven van KAV verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd, waarbij KAV in de kosten van het geding is veroordeeld.