ECLI:NL:GHAMS:2016:584

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
200.170.395/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen oud-notaris met betrekking tot betrokkenheid bij koopovereenkomst en verslaglegging van bespreking

In deze zaak gaat het om een klacht van de curator van de heer X tegen een oud-notaris. De klacht bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste verwijt de klager de oud-notaris dat hij in april 2010 betrokken was bij het opstellen van een voor de heer X belastende koopovereenkomst, terwijl de oud-notaris op de hoogte zou zijn geweest van de geestelijke gesteldheid van de heer X en de intrekking van de volmacht. Ten tweede verwijt de klager de oud-notaris dat hij zijn visie op een bespreking op schrift heeft gesteld zonder instemming van de heer X of zijn gemachtigde. De kamer voor het notariaat heeft de klager in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard, wat het hof in hoger beroep heeft beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de klager in klachtonderdeel i. niet-ontvankelijk is, omdat de klacht na de verstrijking van de driejaarstermijn is ingediend. De kamer heeft geoordeeld dat de klager vanaf augustus 2010 op de hoogte was van de betrokkenheid van de oud-notaris bij de verkoop van de boerderij van de heer X. Voor klachtonderdeel ii. heeft het hof geoordeeld dat de klager wel ontvankelijk is, maar dat de oud-notaris geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt voor het op schrift stellen van zijn visie op de bespreking. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd en de klager in klachtonderdeel i. niet-ontvankelijk verklaard, terwijl klachtonderdeel ii. ongegrond is verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.170.395/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2013/142a
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 februari 2016
inzake
[naam] ,
in zijn hoedanigheid van curator van [de heer X] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: [naam] te [plaats] .
tegen
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 23 mei 2015 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 30 april 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:18). De kamer heeft in de bestreden beslissing klager in zijn klacht (door [de heer X] ingediend op 10 september 2013 en door klager en [zijn gemachtigde] aangevuld op 13 december 2013) tegen geïntimeerde (hierna: de oud-notaris) niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De oud-notaris heeft op 21 juli 2015 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Op 19 juni 2015 en 25 november 2015 heeft het hof aanvullende stukken van klager ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 december 2015. De gemachtigde van klager en de oud-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
[naam] (hierna te noemen: [de heer X] ) verbleef in 2006 en 2007 in detentie te [plaats] . Op 11 oktober 2007 heeft hij aan zijn vader, [naam] (hierna: de vader), bij notariële akte van 11 oktober 2007, gepasseerd door notaris mr. [naam] te [plaats] , een algehele volmacht verstrekt. Hierin staat onder meer dat de vader als gevolmachtigde bevoegd is tot verkoop en levering van registergoederen.
3.2.2.
Na in vrijheid te zijn gesteld, is [de heer X] in december 2009 opnieuw aangehouden. Omdat de maatregel van terbeschikkingstelling voor hem dreigde, heeft hij de mogelijkheden voor verkoop van zijn boerderij onderzocht.
3.2.3.
Op 13 april 2010 heeft op het kantoor van de oud-notaris een bespreking plaatsgevonden over de verkoop van de boerderij van [de heer X] aan zijn buurman (hierna: de koper). Bij dit overleg waren aanwezig de oud-notaris, de vader, [adviseur heer X] (de adviseur van [de heer X] , werkzaam bij [naam] , voorheen genaamd [naam] , hierna: [bedrijf] ), de koper en de heer [adviseur van koper] (de adviseur van koper).
3.2.4.
Op 23 april 2010 is aan [de heer X] de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd en is [de heer X] in vrijheid gesteld. [de heer X] heeft daarop het bedrijf dat hij uitoefende op de boerderij voortgezet. Diezelfde dag heeft de vestigingsdirecteur van [bedrijf] bij brief onder meer het volgende aan de koper bericht.
“(..) De heer [adviseur van koper] schrijft dat er als gevolg van het gesprek bij notaris (..) afgelopen dinsdag 13 april in goede harmonie een koopovereenkomst in twee delen tot stand zou zijn gekomen tussen u als koper, en (..), verkoper (..), vertegenwoordigd door diens vader (..). De heer [adviseur van koper] schrijft vervolgens dat u de verkoper houdt aan de koopovereenkomst zoals die mondeling bij de notaris tot stand zou zijn gekomen, zijnde een verkoop in twee delen, te weten:
1. de verkoop en levering van de cultuurgronden
2. in een later stadium de levering van de boerderij en overige opstallen.
(..)
Door de notaris is op 15 april 2010 een tweetal concepten van koopovereenkomsten aan de heer [adviseur heer X] gezonden via een e-mail. Verder dan een conceptstadium zijn die overeenkomsten naar mening van de heer [adviseur heer X] en de heer [de vader] niet gekomen. Te meer, omdat ook verkoper, (..), niet akkoord is met dit voorstel van verkoop in twee delen. De enige conclusie voor verkoper kan daarom op dit moment ook slechts zijn dat er helaas nog geen overeenstemming over de verkoop/koop is bereikt en het de vraag is of het daartoe nog in deze vorm gaat leiden. (..)”
3.2.5.
Op 4 juli 2010 is [de heer X] aangehouden.
3.2.6.
Bij brief van 15 oktober 2010 heeft de oud-notaris – op verzoek van (de advocaat van) de koper – uiteengezet hoe de bespreking op 13 april 2010 in zijn visie was verlopen. Een kopie van deze brief heeft de oud-notaris op 15 oktober 2010 verzonden aan de vader.
3.2.7.
Bij verstekvonnis van 16 februari 2011 heeft de rechtbank Groningen aan [de heer X] het gebod opgelegd zijn boerenbedrijf te leveren aan de koper (3.1 van het dictum), waarbij is bepaald dat – voor het geval [de heer X] niet tijdig aan het gebod zou voldoen – het vonnis in de plaats treedt van de voor levering aan de koper van de onroerende zaken en rechten noodzakelijke notariële akte (3.2 van het dictum).
3.2.8.
Op 26 juli 2011 is aan [de heer X] de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd.
3.2.9.
Bij beschikking van 27 juli 2011 heeft de kantonrechter in de rechtbank Groningen [de heer X] onder curatele gesteld, met benoeming van zijn broer (klager) tot curator.
3.2.10.
Bij vonnis van 22 februari 2012 heeft de rechtbank Groningen klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen in verzet voor zover die betrekking hebben op de beslissingen onder 3.1 en 3.2 van voormeld verstekvonnis.
3.2.11.
Bij notariële akte van 19 april 2012, verleden door destijds kandidaat-notaris mr. [naam] (als vaste waarnemer van de oud-notaris), is - ter uitvoering van voormelde vonnissen - de boerderij met aanhorigheden van [de heer X] geleverd aan de koper.

4.Standpunt van klager

De klacht van klager bestaat uit de volgende twee onderdelen.
i. Klager verwijt de oud-notaris dat hij, als huisnotaris van de familie van [de heer X] , in april 2010 betrokken is geweest bij het opstellen van de voor [de heer X] belastende koopovereenkomst, waarbij de vader handelde op basis van een volmacht waarvan de oud-notaris (volgens klager) wist of behoorde te weten dat deze was ingetrokken. Niettemin heeft de oud-notaris aan de onderhandelingen over de verkoop van 13 april 2010 deelgenomen. Hierbij komt dat de oud-notaris bekend was met de geestelijke gesteldheid van [de heer X] .
ii. Klager verwijt de oud-notaris dat hij bij brief van 15 oktober 2010 zijn visie op het verloop van de bespreking van 13 april 2010 heeft uiteengezet. Deze brief is niet voorgelegd aan [de heer X] en deze had ook niet de instemming van [de heer X] of zijn gemachtigde.

5.Standpunt van de oud-notaris

De oud-notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de oud-notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Gang van zaken eerste aanleg
6.1.
Klager maakt in zijn beroepschrift bezwaar tegen de gang van zaken in eerste aanleg, inhoudende dat de kamer aanvullende stukken heeft geaccepteerd die in een te laat stadium door de oud-notaris waren ingediend en tegen het accepteren waarvan klager ter zitting bovendien bezwaar had gemaakt.
6.2.
Naar het oordeel van het hof behoeft dit bezwaar geen nadere bespreking, nu klager in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad (alsnog) op deze aanvullende stukken te reageren.
Driejaarstermijn
6.3.
Ingevolge artikel 99, lid 15 van de Wet op het notarisambt kan een klacht slechts worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop de tot de klacht gerechtigde van het handelen of nalaten dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven, kennis heeft genomen. Volgens vaste rechtspraak van het hof is daarbij het moment waarop een klager van het handelen/nalaten van de notaris op enigerlei wijze blijkt, doorslaggevend en dus niet het moment waarop een klager de betekenis van het handelen/nalaten van de notaris ten volle begrijpt.
6.4.
De kamer heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat de klacht na het verstrijken van de driejaarstermijn als bedoeld in voormeld wetsartikel door de kamer was ontvangen. De kamer heeft in dit verband – kort samengevat – overwogen dat [de heer X] vanaf de zomer van 2010 en in ieder geval vanaf 22 augustus 2010 op de hoogte is geweest van de verkoop van de boerderij, althans van het feit dat de koper zich op het standpunt stelde dat de verkoop van de boerderij door overeenstemming met de tot verkoop bevoegde dan wel gemachtigde partij tijdens de bespreking van 13 april 2010 was overeengekomen en dat de oud-notaris daarbij betrokken is geweest. De kamer heeft die beslissing gebaseerd op hetgeen partijen op dit punt hebben aangevoerd, alsmede op de hiervoor in overweging 3.2.4. gedeeltelijk geciteerde brief van 23 april 2010 van de vestigingsdirecteur van [bedrijf] aan de koper, op een brief van 12 januari 2015 van de koper aan de oud-notaris (waarin de koper bevestigt dat hij in mei en juni 2010 besprekingen met onder meer [de heer X] , die toen niet gedetineerd was, heeft gevoerd om [de heer X] tot nakoming van de afspraken aangaande de verkoop van de boerderij te bewegen) en op een brief van 22 augustus 2010 van [de heer X] aan de oud-notaris, waarin [de heer X] onder meer schrijft:
“Bij deze geef ik u opdracht de boerderij (..) in het bezit van [naam] NIET te verkopen aan de fam[de koper]
.”Aldus is de klachttermijn volgens de kamer in ieder geval vanaf 22 augustus 2010 gaan lopen.
6.5.
Voor wat betreft klachtonderdeel i. is het hof met de kamer van oordeel dat de driejaarstermijn in ieder geval is gaan lopen vanaf 22 augustus 2010 omdat [de heer X] op die dag aan de oud-notaris schriftelijk opdracht heeft gegeven “de boerderij niet aan de koper te verkopen”. Hij wist dus op dat moment van de betrokkenheid van de oud-notaris bij de verkoop van de boerderij. Dat [de heer X] op dat moment zo in de war was dat hij niet zou hebben begrepen dat de oud-notaris betrokken was geweest bij de verkoop van de boerderij, is in tegenspraak met de tekst van zijn brief. Ook overigens is dat niet gebleken. Dit klachtonderdeel is dan ook niet tijdig bij de kamer ingediend en klager kan daardoor in dit klachtonderdeel niet worden ontvangen.
6.6.
De kamer heeft de ontvankelijkheid van klager in klachtonderdeel ii. onbesproken gelaten. Naar het oordeel van het hof kan klager wel worden ontvangen in dit klachtonderdeel. Weliswaar heeft de vader van [de heer X] een kopie van de brief van 15 oktober 2010 ontvangen, maar dat betekent niet dat [de heer X] op dat moment ook wist of kon weten dat die brief bestond laat staan dat hij de inhoud daarvan kende. Klager heeft voldoende toegelicht dat [de heer X] daarmee pas later bekend is geworden, te weten op 6 juni 2012.
Klachtonderdeel ii.
6.7.
Vast staat dat de oud-notaris op verzoek van (de advocaat van) de koper in oktober 2010 op schrift heeft gesteld hoe de bespreking op 13 april 2010 in de visie van de oud-notaris is verlopen. Naar het oordeel van het hof valt de oud-notaris hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. In deze brief heeft de oud-notaris enkel weergegeven wat er op 13 april 2010 in zijn aanwezigheid was gebeurd en dat stond hem vrij. Klachtonderdeel ii. is dan ook ongegrond.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Omwille van de duidelijkheid zal het hof de beslissing van de kamer in haar geheel vernietigen en opnieuw beslissen.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende,
- verklaart klager in het klachtonderdeel i. niet-ontvankelijk;
- verklaart het klachtonderdeel ii. ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Verscheure, J.H. Lieber en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2016 door de rolraadsheer.