ECLI:NL:GHAMS:2016:5903

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2016
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
23-002731-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in een zaak van gewoontewitwassen en vervalsing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2012. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor gewoontewitwassen en het gebruikmaken van vervalste geschriften. Het Openbaar Ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 2.447.923,50 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 25 september 2015, 4 mei 2016 en 12 juli 2016, heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. Het hof heeft de mogelijkheid geboden voor een schikking tussen de veroordeelde en het Openbaar Ministerie. Uiteindelijk hebben beide partijen een schikking bereikt, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 2.000.000,00 aan de Staat zou betalen.

Het hof heeft de schikking bekrachtigd en het wederrechtelijk verkregen voordeel gelijkgesteld aan de betalingsverplichting van € 2.000.000,00. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gedaan door de verplichting tot betaling aan de Staat op te leggen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

parketnummer: 23-002731-12
datum uitspraak: 12 juli 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2012 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-529053-08 tegen de veroordeelde
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
adres: [adres] .

Procesgang

Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 2.447.923,50.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2012 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van gewoontewitwassen en gebruikmaken van een vervalst en valse geschrift(en), meermalen gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 8 juni 2012 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.447.923,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2016 veroordeeld terzake van -kort gezegd- gewoontewitwassen en gebruikmaken van een valse/vervalste geschrift(en), meermalen gepleegd.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2015, 4 mei 2016 en 12 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Het hof heeft aan de advocaat-generaal en de verdediging desgevraagd de gelegenheid geboden om gezamenlijk met een schikkingsvoorstel te komen. Het hof heeft zich ervan vergewist dat partijen over en weer aan elkaar voldoende en duidelijke informatie hebben verstrekt ten aanzien van hetgeen werd beoogd. De verdediging en het OM zijn –na de gelegenheid daartoe te hebben genomen- weloverwogen tot een ondubbelzinnige beslissing gekomen. . Zij verklaren desgevraagd dat zij zonder dwang hebben deelgenomen aan de daartoe strekkende onderhandelingen, alsmede dat zij zich rekenschap hebben gegeven van de inhoud, de strekking en de consequenties van hun voorstel.
De advocaat-generaal heeft vervolgens ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.000.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en daarbij gewezen op een tussen de veroordeelde en het Openbaar Ministerie tot stand gekomen schikking.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben het hof verzocht genoemde schikking te bekrachtigen en te bepalen dat de veroordeelde een bedrag van € 2.000.000,00 aan de staat dient te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof ziet aanleiding, mede gelet op het vorenstaande, de tot stand gekomen schikking in zijn uitspraak te vervatten en het (overeengekomen) wederrechtelijk verkregen voordeel gelijk te stellen aan de (overeengekomen) betalingsverplichting tot een bedrag van € 2.000.000,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
2.000.000,00 (tweemiljoen euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 2.000.000,00 (tweemiljoen euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. S.M. van Zanten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2016.
mr. Schimmel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]