ECLI:NL:GHAMS:2016:760

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
3 maart 2016
Zaaknummer
200.170.526/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin De Gemeente Opmere als eiseres een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning heeft gevorderd wegens huurachterstand. [appellant] heeft een huurachterstand laten ontstaan van in totaal € 2.292,64. De kantonrechter heeft de vorderingen van De Gemeente grotendeels toegewezen, maar het door [appellant] te betalen bedrag was iets lager dan gevorderd. In hoger beroep heeft [appellant] geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van De Gemeente zal afwijzen, terwijl De Gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.

De zaak is behandeld op basis van de memorie van grieven en de memorie van antwoord. [appellant] stelt dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is, omdat hij jarenlang aan zijn huurbetalingsverplichtingen heeft voldaan en dat de huidige situatie te wijten is aan de gedragingen van De Gemeente. Hij betoogt dat er sprake is van overmacht, maar het hof oordeelt dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat de tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend. Het hof concludeert dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, gezien de omvang van de huurachterstand.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, die aan de zijde van De Gemeente zijn begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.170.526/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 3297691\CV EXPL 14-4487
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 1 maart 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Ruijs te Amsterdam,
tegen
De GEMEENTE OPMEER,
zetelend te Opmeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. Th. van Oostrum te Alkmaar.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en De Gemeente genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 6 mei 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter) van 11 februari 2015, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen De Gemeente als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van De Gemeente zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot (zo begrijpt het hof) bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, dan wel volgend uit de onweersproken inhoud van de producties, is het volgende komen vast te staan.
a. Krachtens huurovereenkomst huurt [appellant] van De Gemeente de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De huur bedroeg ten tijde van de inleidende dagvaarding € 397,29 per maand.
b. [appellant] heeft een huurachterstand laten ontstaan.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft De Gemeente ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen gevorderd, ontruiming van de woning en betaling van de (achterstallige) huurpenningen en bijkomende kosten. Tevens heeft De Gemeente aanspraak gemaakt op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en de wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vorderingen (grotendeels) toegewezen, zij het dat het door [appellant] aan De Gemeente te betalen bedrag iets lager is dan gevorderd. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met één grief op.
3.2
De grief behelst de klacht dat de kantonrechter, na te hebben geoordeeld dat de betalingsachterstand van [appellant] in de betaling van de huur van in totaal € 2.292,64 op zichzelf de gevorderde ontbinding en ontruiming rechtvaardigt, ten onrechte heeft overwogen dat eventuele misstanden binnen De Gemeente niet kunnen leiden tot afwijzing van de vorderingen van De Gemeente, omdat [appellant] met zijn betoog geen concreet op
dezevorderingen toegespitste argumenten naar voren heeft gebracht. Volgens [appellant] heeft hij met zijn betoog wel degelijk aangetoond dat van toerekenbaar tekortkomen in zijn geval geen sprake is. Volgens hem is het aan gedragingen en handelingen van De Gemeente te wijten dat de huidige situatie is ontstaan, nadat hij 14 jaar lang aan zijn huurbetalingsverplichtingen heeft voldaan. Hij stelt dat er sprake is van overmacht omdat De Gemeente hem jarenlang heeft dwars gezeten en een kwalijke rol heeft vervuld in de communicatie met hem, zoals bijvoorbeeld in een kwestie waarin zij executoriaal beslag heeft gelegd. Een ontbinding kan alleen als de tekortkoming dat rechtvaardigt en daarbij moet een billijkheidsafweging plaatsvinden, waarbij de toerekening van de tekortkoming aan [appellant] een rol moet spelen, zo licht [appellant] toe. [appellant] stelt dat hij is gebroken en ook zijn kinderen worden getroffen en dat hij om de situatie te forceren de huurbetalingen heeft gestaakt.
3.3
Vooropgesteld wordt dat [appellant] geen grief heeft gericht tegen het oordeel van de kantonrechter omtrent de hoogte van de huurachterstand die is ontstaan en de daarmee samenhangende kosten. Verder is het volgende van belang. [appellant] verwijst in zijn grief naar diverse geschillen die hij met De Gemeente heeft gehad. Los van het gegeven dat De Gemeente de achtergrond van die geschillen en haar rol daarin in een heel ander daglicht stelt dan [appellant] , zodat de visie van [appellant] daarop niet als vaststaand kan worden aangenomen, geldt dat [appellant] ook in hoger beroep verzuimt concreet te maken wat dit van doen heeft met of afdoet aan de onderhavige vorderingen uit hoofde van de huurovereenkomst en [appellant] verplichtingen in dat verband. Het hof ziet dat verband niet. Dat [appellant] heeft gemeend de huurbetalingen te moeten staken ‘om de situatie te forceren’ komt daarmee voor zijn rekening en is een tekortkoming die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, mede gezien de omvang van de achterstand die is ontstaan. Dat sprake is van overmacht is onvoldoende toegelicht, nog daargelaten dat overmacht een ontbinding van de huurovereenkomst niet in de weg staat, zoals ook [appellant] zelf terecht opmerkt.
3.4
De grief faalt op alle onderdelen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van De Gemeente begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris;
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, J.C.W. Rang en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2016.