Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
in conventie[geïntimeerde] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – zal veroordelen tot medewerking aan de levering van de onroerende zaak [adres] aan Oosteinde alsmede zal bepalen dat dit arrest de medewerking van [geïntimeerde] aan genoemde levering kan vervangen, met beslissing over de proceskosten,
in reconventiede vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, en
in conventie en reconventie[geïntimeerde] zal veroordelen tot terugbetaling aan Oosteinde van de door haar krachtens het eindvonnis in eerste aanleg aan [geïntimeerde] voldane proceskosten.
2.De feiten
3.De beoordeling
in conventiegevorderd, kort gezegd, veroordeling van [geïntimeerde] – op straffe van verbeurte van een dwangsom – tot medewerking aan de levering van het pand, met bepaling dat het te wijzen vonnis deze medewerking kan vervangen. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij het recht had de koopoptie in te roepen en dat het vervalbeding ten aanzien van haar niet van toepassing is althans aan de voorwaarde voor inwerkingtreding ervan (een achterstand van twee maanden of meer met betaling van de huur) niet is voldaan. Bovendien heeft [geïntimeerde] , indien wel sprake is geweest van een huurachterstand, verzuimd Oosteinde volgens de driepartijenovereenkomst daarvan op de hoogte te stellen en is het beroep door [geïntimeerde] op huurachterstand naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus Oosteinde. [geïntimeerde] heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd en op zijn beurt
in reconventiegevorderd, kort gezegd, ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van Oosteinde om het pand te ontruimen. Hij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat Oosteinde de huur structureel te laat betaalt, in welk geval op grond van artikel 9 lid 1 van de huurovereenkomst onder meer onverwijld ontbinding van de huurovereenkomst met onmiddellijke ontruiming van het pand mag worden gevorderd. Oosteinde heeft tegen deze vorderingen verweer gevoerd.
in conventie, kort gezegd, als volgt overwogen. Volgens de driepartijenovereenkomst trad Oosteinde toe tot de huurovereenkomst voor zover het de koopoptie betrof, maar gebeurde dit op dat punt zonder enige beperking, zodat ten aanzien van haar ook het vervalbeding van toepassing werd. Ook uit de akte van indeplaatsstelling blijkt niet dat op dit punt enigerlei uitzondering is gemaakt. Bovendien is vanaf het moment dat de huurbetaling medio 2011 de eigen verplichting van Oosteinde werd, hierin een achterstand van twee maanden ontstaan, op grond waarvan [geïntimeerde] voor het eerst een beroep op het vervallen van de koopoptie heeft gedaan en ook zonder nadere waarschuwing mocht doen. Reeds hierom kan het beroep van [geïntimeerde] op de huurachterstand niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. De kantonrechter heeft
in reconventie, kort gezegd, overwogen dat een huurachterstand van twee maanden weliswaar een terecht beroep op de tenzij-clausule van artikel 6:265 lid 1 BW oplevert en dat ook het twee- of driemaal ontstaan daarvan zonder dat bij vonnis tot betaling is veroordeeld, niet voldoet aan de criteria van zogenoemde herhaalde wanprestatie op grond waarvan ontbinding toewijsbaar is, maar dat daarnaast al drie jaar niet op tijd wordt betaald en Oosteinde stelselmatig in strijd handelt met de bepalingen van de huurovereenkomst en bovendien moet worden gevreesd voor de stiptheid van toekomstige betalingen, zodat ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd zijn maar Oosteinde daarbij wel een laatste kans krijgt. Op grond van een en ander heeft de kantonrechter
in conventiede vorderingen van Oosteinde afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten en
in reconventiede huurovereenkomst met betrekking tot het pand ontbonden en Oosteinde veroordeeld tot ontruiming, met dien verstande dat [geïntimeerde] hieraan geen rechten kan ontlenen als Oosteinde gedurende een jaar na betekening van het vonnis de maandhuurbedragen elke maand tijdig betaalt, en Oosteinde ten slotte veroordeeld in de proceskosten.
grief 1faalt.
grief 2evenmin kan slagen.
grief 3eveneens faalt.
grief 4moet worden verworpen.
grief 5faalt derhalve.