ECLI:NL:GHAMS:2017:1317
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WOZ-waarde van onroerende zaak en de onderbouwing daarvan
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam over de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2014. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 306.500, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2013. Belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de woning in een slechte staat van onderhoud verkeerde, wat niet voldoende is meegewogen in de waardebepaling. De rechtbank had eerder het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de zitting bij het Hof op 11 april 2017 werd de zaak besproken, waarbij belanghebbende zijn standpunt herhaalde en verwees naar vergelijkingsobjecten die volgens hem beter waren onderhouden en lagere verkoopprijzen hadden. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde door te wijzen op de vergelijkbaarheid van de gekozen referentieobjecten en de correcties die waren toegepast. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De zaak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige onderbouwing van de WOZ-waarde en de rol van vergelijkingsobjecten in dit proces.