3.1.Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank als volgt beslist.
In de zaak met zaak- en rekestnummer C/13/586008 / FA RK 15/3058 is:
- de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen uitgesproken;
- de hoofdverblijfplaats van voornoemde minderjarigen vastgesteld bij de vrouw;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus bepaald dat met ingang van de dag van de beschikking:
de man voornoemde kinderen eenmaal per drie weken bij zich zal hebben, waarbij hij [kind a] op zaterdag om 10:00 uur ophaalt en om 17:00 uur weer terugbrengt en [kind b] op zondag om 10:00 uur ophaalt en om 17:00 uur weer terugbrengt, en waarbij geldt dat de zorgregeling onder begeleiding van ‘Ouderschap Blijft’ en JBRA uitgebreid kan worden als dit in het belang van de kinderen wordt geacht;
- bepaald dat de informatieregeling tussen partijen via een schriftje zal verlopen, tenzij er
sprake is van een noodsituatie, dan kan er telefonisch contact dan wel contact via WhatsApp
plaatsvinden;
- bepaald dat de man € 511,- per kind per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;
- bepaald dat voormelde nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad zijn;
- bepaald dat de vrouw, indien zij ten tijde van de inschrijving van de uitspraak van de
ontbinding van het geregistreerd partnerschap nog de echtelijke woning te [plaats] aan [a-straat] 96 bewoont, jegens de man bevoegd is de bewoning en het gebruik van de bij de woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken voort te zetten voor de duur van zes maanden na de inschrijving van de beschikking;
- bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
In de zaak met zaak en rekestnummer C/13/605346 / FA RK 16/2061 is als wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap:
- bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man alle uit de hypothecaire geldlening
afgesloten hij de ABN Amro bank voortvloeiende renteverplichtingen zal voldoen;
- bepaald in het kader van een vergoedingsrecht dat de vrouw aan de man moet betalen
€ 73.140,- (drieënzeventigduizend honderdveertig euro) een en ander overeenkomstig hetgeen onder rechtsoverweging 4.8.5 overwogen;
- bepaald in het kader van een gebruiksvergoeding dat de vrouw aan de man moet betalen
€ 2.583,- (tweeduizend vijfhonderd drieëntachtig euro) bruto per maand;
- bepaald dat de vrouw tot 1 november 2016 de gelegenheid krijgt om de woning aan [a-straat]
96-H, 96-huis, 96II en 96-2 te [plaats] , toegedeeld te krijgen tegen een waarde, vastgesteld door makelaar
[de makelaar], onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldleningen op deze woning;
- bepaald dat indien de man niet voor 1 november 2016 zal zijn ontslagen uit zijn hoofdelijke
aansprakelijkheid en derhalve de opschortende voorwaarde intreedt, de woning zal dienen te
worden verkocht door tussenkomst van de makelaar
[de makelaar],
tot het geven van de opdracht waartoe ieder der partijen afzonderlijk bevoegd is, waarbij het volgende geldt:
- de makelaar zal de vraagprijs bindend voor partijen vaststellen;
- beide partijen zijn verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het notariële transport van de woning aan de koper;
- iedere partij is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en de levering te dragen;
- de hypothecaire geldleningen zullen bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning;
- de eventueel aan de hypothecaire geldleningen verbonden polis(sen) van
levensverzekering worden afgekocht;
- de netto-verkoopopbrengst, na aftrek van het vergoedingsrecht van de man zoals hiervoor overwogen, dient gelijkelijk tussen partijen te worden verdeeld, dan wel draagt en betaalt ieder van partijen de helft van de restschuld;
- bepaald dat elk der partijen de eigen proceskosten draagt;
- het meer of anders verzochte afgewezen.