ECLI:NL:GHAMS:2017:1865

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
19 mei 2017
Zaaknummer
200.152.461/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in een civiele zaak over de geldigheid van een aannemingsovereenkomst en bewijslevering

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een tussenarrest in hoger beroep met betrekking tot een aannemingsovereenkomst. De zaak betreft een geschil tussen [X] B.V. en [geïntimeerde] over de vraag of de overeenkomst is gesloten door de BV of door [geïntimeerde] in privé. Het hof heeft eerder op 2 februari 2016 een tussenarrest uitgesproken en heeft partijen toegelaten tot bewijslevering. Op 26 mei 2016 heeft [X] drie getuigen doen horen, gevolgd door drie getuigen van [geïntimeerde] op 24 oktober 2016. De getuigenverklaringen zijn in het dossier opgenomen.

De kern van het geschil draait om een gesprek dat op 29 december 2012 heeft plaatsgevonden tussen [A], [geïntimeerde] en [B] in de woning van [B]. Tijdens dit gesprek zou [geïntimeerde] de offerte hebben doorgenomen en deze voor akkoord hebben ondertekend, handelend voor zichzelf. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat [X] in haar bewijsopdracht is geslaagd. De verklaringen van de getuigen van [geïntimeerde] werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat zij niet met concrete gegevens konden onderbouwen dat [geïntimeerde] op de bewuste datum niet in Amsterdam was.

Het hof heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [X] aan de orde gesteld en gesuggereerd dat partijen een comparitie van partijen kunnen aanvragen om tot een vergelijk te komen. De zaak is verwezen naar de rol voor een akte aan de zijde van [X] en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.152.461/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/554035/ HA ZA 13-1727
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 mei 2017
inzake
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A.I.M. Zandhuis te Amstelveen.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [X] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 2 februari 2016 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
Ingevolge het tussenarrest heeft [X] op 26 mei 2016 drie getuigen doen horen, waarna [geïntimeerde] op 24 oktober 2016 eveneens drie getuigen heeft doen horen. De daarvan opgemaakte processen-verbaal zijn bij de gedingstukken gevoegd.
[X] heeft een memorie na enquête (en contra-enquête) genomen, en daarbij nog bewijsstukken in het geding gebracht.
[geïntimeerde] heeft eveneens een memorie na enquête (en contra-enquête) genomen, en daarbij een bewijsstuk in het geding gebracht.
Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
Bij het tussenarrest is [X] toegelaten tot het bewijs van haar stelling - kort gezegd - dat op 29 december 2012 in de toenmalige woning van [B] een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [A] en [geïntimeerde] , waarbij [geïntimeerde] de offerte heeft doorgenomen en deze, handelend voor zichzelf, voor akkoord heeft ondertekend. Tevens is [X] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte feit dat het herhaald verzoek van [geïntimeerde] om de tenaamstelling van de offerte en de facturen te wijzigen (van [geïntimeerde] in [Y] ) [X] daadwerkelijk heeft bereikt.
2.2.1
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [X] getuigen doen horen. Deze hebben, voor zover van belang, het volgende verklaard.
2.2.2
De getuige
[B]:
“ (…) Ik herinner mij de bespreking van 29 december 2012. Deze maakte deel uit van een hele reeks besprekingen bij mij thuis. Dat gebeurde daar, omdat dat praktisch was. Die besprekingen gingen over de verbouwing van de [adres] . Later ook over de facturatie en het meerwerk. Ik was daarbij, omdat ik bedrijfsadviseur was van [A] . Die had ik ook bij [geïntimeerde] geïntroduceerd. Ik weet dat de bijeenkomst van 29 december 2012 ging over de offerte. (…)
[O]p 29 december 2012 heeft bij mij in de woning een gesprek plaatsgevonden tussen [geïntimeerde] , [A] en mij. De offerte is doorgenomen en door [geïntimeerde] ondertekend. Of de offerte op 27 december 2012 is gedateerd weet ik niet. Het is duidelijk dat [geïntimeerde] voor hem in privé heeft getekend en niet namens [Y] . (…)
Voor 29 december 2012 was [A] niet bekend met de zakelijke relatie tussen [geïntimeerde] en mij. Hij was ook niet bekend met [Y] . (…)”
2.2.3.
De getuige
[A]:
“Een week voor 29 december 2012 ben ik bij [B] thuis geweest naar aanleiding van de offerte voor de verbouwing. Daarbij waren aanwezig [B] , [geïntimeerde] en ik. Besproken is dat de offerte te duur was en dat er diverse dingen geschrapt moesten worden om tot een betere prijs te komen. Op 29 december 2012 hebben we opnieuw afgesproken en had ik een nieuwe offerte. Die hebben we doorgenomen en [geïntimeerde] heeft nog wat aantekeningen op de offerte genoteerd. Hij zei toen ik ga het ondertekenen en alles in gang zetten als de bewoner van het huis is vertrokken. Hij heeft toen de handtekening gezet en ik ben met de offerte weggegaan. (…)
[geïntimeerde] heeft de offerte getekend voor zichzelf. Van [Y] had ik nog nooit gehoord. (…)
De productie 2 van de memorie van grieven die u mij toont is een pagina uit mijn agenda. De bespreking op die 29ste december 2012 vond in de ochtend rond 09:00 uur plaats op verzoek van [geïntimeerde] . Ik had geen enkele reden te twijfelen dat [geïntimeerde] voor zichzelf handelde. (…)
Productie 5 bij de conclusie van antwoord is de offerte zoals die op 29 december 2012 is doorgenomen. De handtekening voor akkoord is door [geïntimeerde] geplaatst. De offerte is ook aan hem persoonlijk gericht. [B] was erbij toen dit stuk besproken is en getekend is. Dit was op 29 december 2012. (…)”
2.3
Uit voornoemde verklaringen kan in beginsel worden afgeleid dat [X] in haar bewijsopdracht (dat op 29 december 2012 in de toenmalige woning van [B] een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [A] en [geïntimeerde] , waarbij [geïntimeerde] de offerte heeft doorgenomen en deze, handelend voor zichzelf, voor akkoord heeft ondertekend) geslaagd is. Het hof zal hieronder bespreken of hetgeen de door [geïntimeerde] (in contra-enquête) gehoorde getuigen hebben verklaard afdoet aan die gevolgtrekking. Het betrekt daarbij ook de overige gegevens uit het dossier.
2.4
In dat verband heeft de getuige
[D]verklaard dat [geïntimeerde] op 29 december 2012 tussen 09.30 en 12.00 uur met haar een bespreking had in Den Haag. De getuige
[E]heeft onder meer verklaard dat [geïntimeerde] die dag wel 12 uur in Den Haag bezig was en de hele dag in Den Haag was. Ook
[geïntimeerde]zelf heeft als getuige verklaard dat hij die dag in Den Haag was en niet bij de bespreking in het huis van [B] te Amsterdam. De getuige [D] heeft echter tevens verklaard dat zij een en ander heeft teruggerekend, er daarbij van uitgaand dat zij meestal rond half 10 afspreekt en dat zij denkt dat de vergadering tegen twaalven was afgelopen omdat die een tijd heeft geduurd. Zij heeft echter geen concrete gegevens beschikbaar, zoals een agenda of elektronische berichten, waardoor haar aanname kan worden bevestigd. Ook de getuige [E] , de partner van [geïntimeerde] , kan niet met zekerheid zeggen dat [geïntimeerde] de 29ste december 2012 de hele dag
nietin Amsterdam is geweest. Hij verklaart in dat verband niet in zijn agenda te kijken, dat [geïntimeerde] kwam en ging, maar dat hij geen agenda heeft van een bepaald tijdstip. Daarbij is de verklaring van [E] inconsistent, in elk geval ten aanzien van de vraag of hij nu wel of niet nog een agenda van die periode heeft. De verklaringen van deze getuigen worden derhalve onvoldoende ondersteund door concrete en verifieerbare gegevens en laten niet alleen de mogelijkheid open dat zij zich vergissen omtrent datum en tijdstip – hetgeen in verband met het tijdverloop van meerdere jaren niet onbegrijpelijk is – maar ook de mogelijkheid dat [geïntimeerde] zowel een bespreking met [A] en [B] in Amsterdam heeft gehad, als (vervolgens) een bespreking in Den Haag. Ook [geïntimeerde] zelf heeft geen agenda of ander gegeven waaruit voldoende kan blijken dat hij op 29 december 2012 niet bij de bewuste bespreking in Amsterdam is geweest. Zijn verklaring dat hij daarbij niet aanwezig is geweest moet daarbij met voorzichtigheid worden gehanteerd, nu hij bij die verklaring belang heeft. Daartegenover staat dat [A] een pagina van zijn agenda heeft ingebracht waarop de bewuste afspraak in Amsterdam is genoteerd. Ten slotte kent het hof doorslaggevende betekenis toe aan de verklaring van [B] , die het hof voldoende betrouwbaar acht. In samenhang met de door [geïntimeerde] ondertekende offerte en de aan hem gezonden facturen die op zijn naam zijn gesteld kan hetgeen de door [geïntimeerde] in contra-enquête gehoorde getuigen hebben verklaard derhalve niet afdoen aan de conclusie dat [X] in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.5
Gelet op hetgeen onder 3.5 van het genoemde tussenarrest is overwogen geldt dan dat de overeenkomst tussen [geïntimeerde] en [X] is gesloten. Of [geïntimeerde] de in het tussenarrest besproken brief en e-mails aan [X] heeft gezonden en deze [X] daadwerkelijk hebben bereikt, is daarmee niet langer relevant omdat, zoals [X] terecht stelt, deze dan in elk geval onbeantwoord zijn gebleven, zodat geen wijziging van contractspartij heeft plaatsgevonden. Daar komt nog bij dat het, gelet op de verklaring van de getuige [F] , maar zeer de vraag is of de e-mails wel zijn verzonden en in ieder geval zijn ontvangen.
2.6
Dit betekent dat thans de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [X] aan de orde is. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft het hof gesuggereerd dat te dien aanzien partijen desgewenst een comparitie van partijen kunnen verzoeken teneinde tot een vergelijk te komen omtrent het door [geïntimeerde] aan [X] verschuldigde. Het hof kan zich voorstellen dat partijen ook in onderling overleg tot een regeling komen. Voor het geval dat een comparitie gewenst wordt heeft het hof geoordeeld dat de vordering tevoren heel precies dient te worden onderbouwd en dat tevoren de originele facturen dienen te worden overgelegd. Partijen wordt gevraagd zich omtrent een en ander (nader) bij akte uit te laten en - indien een comparitie wordt gewenst- voornoemde onderbouwing in die akte op te nemen en daarbij ook de relevante stukken te voegen.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 13 juni 2017 voor een akte aan de zijde van [X] met het hiervoor onder 2.6 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, L.A.J. Dun en M.J. Schaepman-De Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2017.