ECLI:NL:GHAMS:2017:194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
200.179.425/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ruilovereenkomst en parkeervergunningen tussen Plusval c.s. en Gemeente Haarlemmermeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Plusval B.V. en andere vennootschappen (hierna: Plusval c.s.) tegen de Gemeente Haarlemmermeer. De kern van het geschil betreft de uitleg van een ruilovereenkomst uit 1995, waarin afspraken zijn gemaakt over de verlening van parkeervergunningen. Plusval c.s. vorderen nakoming van de afspraak dat zij 25 openbare parkeerplaatsen in de omgeving van hun kantoorpaviljoens kunnen gebruiken zonder daarvoor te betalen. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen afgewezen, met de overweging dat de parkeerafspraak alleen aanspraak geeft aan Plusval en Dirk van den Broek Supermarkten B.V. en dat deze aanspraak geen kwalitatief recht is. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de aanspraak op de parkeerplaatsen niet kan worden overgedragen aan andere vennootschappen binnen het concern. Het hof stelt vast dat de gemeente niet heeft beoogd om de parkeerrechten ook aan andere vennootschappen van het concern toe te kennen. De grieven van Plusval c.s. worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Plusval c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.179.425/01
zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/215374/HA ZA 14-321
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 januari 2017
inzake

1.PLUSVAL B.V., gevestigd te Sassenheim,

2.
DIRK VAN DEN BROEK SUPERMARKTEN B.V., gevestigd te Hoofddorp,
3.
PLUSSTATE B.V., gevestigd te Den Haag,
4.
BRAVAHOLD N.V., gevestigd te Curaçao,
5.
D-REIZEN B.V., gevestigd te Hoofddorp,
appellanten,
advocaat: mr. R.J.G. Bäcker te Rotterdam,
tegen
GEMEENTE HAARLEMMERMEER, zetelend te Hoofddorp,
geïntimeerde,
advocaat: mr. O.L. van der Pol te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen zullen hierna enerzijds Plusval c.s. en afzonderlijk Plusval, Dirk van den Broek, Plusstate, Bravahold, D-Reizen en anderzijds de gemeente worden genoemd.
Plusval c.s. zijn bij dagvaarding van 28 september 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2015, onder bovenvermeld zaak/rolnummer gewezen tussen Plusval c.s. als eiseressen en de gemeente als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak op 27 oktober 2016 doen bepleiten, Plusval c.s. door mr. Bäcker voornoemd en mr. N.E.M. Soliana, advocaat te Rotterdam, en de gemeente door mr. Van der Pol voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Plusval c.s. hebben, na eiswijziging in hoger beroep, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad -
opnieuw rechtdoende
primair
( a) voor recht zal verklaren dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat 25 openbare parkeerplaatsen in de omgeving van de kantoorpaviljoens door Plusval c.s. dan wel een of meer van hen kunnen worden gebruikt zonder dat daarvoor behoeft te worden betaald;
( b) voor recht zal verklaren dat de gemeente niet aan haar verplichtingen voldoet jegens Plusval c.s. of een of meer van hen (in verband met artikel 20 van de ruilovereenkomst c.q. de parkeerafspraak) door niet ervoor te zorgen dat 25 openbare parkeerplaatsen door Plusval c.s. dan wel een of meer van hen kunnen worden gebruikt in de omgeving van de kantoorpaviljoens zonder dat daarvoor hoeft te worden betaald;
( c) de gemeente zal veroordelen tot nakoming van haar verplichting om ervoor te
zorgen dat 25 openbare parkeerplaatsen, in de omgeving van de kantoorpaviljoens, door Plusval c.s. dan wel een of meer van hen kunnen worden gebruikt zonder dat daarvoor hoeft te worden betaald, binnen een door het hof te bepalen termijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,= per dag met een maximum van € 50.000,=;
( d) de gemeente zal veroordelen tot schadevergoeding aan D-Reizen van een bedrag ter hoogte van:
( i) € 14.288,38 voor de betaalde leges over de periode van december 2006 tot en met september 2013;
(ii) € 27.630,= voor de parkeerdagkaarten over de periode van oktober 2013 tot en met september 2014;
(iii) € 3.548,= voor de betaalde leges over de periode van oktober 2014 tot en met oktober 2015;
(iv) het voorgaande te vermeerderen met een bedrag ad € 101,25 per dag voor de kosten aan Park-line vanaf 28 oktober 2015 tot en met de dag dat D-Reizen, althans Plusval c.s., weer gebruik kan/kunnen maken van de parkeerplaatsen zonder dat daarvoor hoeft te worden betaald; alsmede
( v) van de over deze bedragen verschuldigde wettelijke rente vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening,
( e) de gemeente zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen Plusval c.s. op grond van het bestreden vonnis aan haar hebben betaald, te vermeerderen met rente,
een en ander met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
Subsidiair hebben Plusval c.s. hetzelfde gevorderd als hiervoor is weergegeven, nu echter voorafgegaan door de vordering voor recht te verklaren dat de parkeerafspraak een voor overgang vatbaar recht is dat door Plusval c.s. of een of meer van hen kan worden overgedragen aan c.q. van rechtswege overgaat op een nieuwe eigenaar van de kantorenpaviljoens.
De gemeente heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.23 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Die feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Zij luiden als volgt.
2.1
Plusval c.s. maken alle deel uit van het concern van de familie Van den Broek, met name bekend van de supermarktformule. Plusval, Plusstate en Bravahold zijn binnen het concern actief in het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, exploiteren, huren en verhuren van onroerende goederen en het beleggen van vermogen in onroerend goed.
2.2
Bij besluit van 25 februari 1993 heeft de gemeenteraad van Haarlemmermeer het
structuurplan “Hoofddorp 2000” vastgesteld. Voor het centrum van Hoofddorp zijn de
uitgangspunten uitgewerkt in het “Referentiekader Hoofddorp-Centrum” dat bij besluit van 20 oktober 1994 door de gemeenteraad is vastgesteld.
2.3
Voor de ontwikkeling van het centrum van Hoofddorp was een verlegging van de
Melis Spaansweg noodzakelijk en daarmee ook de verplaatsing van een aan die weg gelegen supermarkt van Dirk van den Broek. Het perceel met opstallen was eigendom van een van de beleggings- en vastgoedmaatschappijen van het Dirk van den Broek-concern.
2.4
Op 2 mei 1995 is tussen Plusval en de gemeente een ruilovereenkomst gesloten waarin afspraken met betrekking tot de verplaatsing van de Dirk van den Broek-supermarkt zijn vastgelegd. Daarbij zijn zij, voor zover van belang, het volgende overeengekomen:
Partijen nemen het volgende in aanmerking:
e/ (...) Plusval zal haar terrein met opstallen aan de Melis Spaansweg aan de Gemeente overdragen in ruil voor een tweetal onbebouwde, aan de Gemeente in eigendom toebehorende percelen grond, te weten:
- een - van het Spaansterrein, en daarmee van Hoofddorp centrum zuid, deel uitmakend - perceel grond van circa 2.500 m2, bedoeld voor de hervestiging van
het supermarktbedrijf van Dirk van den Broek,
- een terrein van circa 2.000 m2 aan de Binnenring Oost in het exploitatiegebied
Hoofddorp raadhuis en omgeving, op welk terrein Plusval kantoren zal laten
realiseren.
(...)
artikel 5 - Dirk van den Broek
Aan deze overeenkomst ontleent niet alleen Plusval maar ook Dirk van den Broek rechten en verplichtingen. (...) In verband daarmee zal Dirk van den Broek deze overeenkomst voor gezien en akkoord ondertekenen.
(…)
artikel 19 - De bebouwing en het gebruik van het door Plusval “gekochte” in Hoofddorp raadhuis en omgeving.
19.1
Plusval is gerechtigd en ook verplicht op het door haar gekochte twee kantorenpaviljoens te laten realiseren ter gezamenlijke grootte van 2.600 m2 b.v.o., gemeten volgens NEN 2580.
(…)
artikel 20 - Parkeerplaatsen
In de omgeving van het gekochte zijn openbare parkeerplaatsen, waarvoor niet betaald hoeft te worden. Het gaat met name om parkeerplaatsen achter het Cultureel Centrum. Het is niet uitgesloten dat in de toekomst voor het gebruik van deze parkeerplaatsen betaald zal moeten worden. Gebeurt dit, dan zal de Gemeente er voor zorgen dat Plusval/Dirk van den Broek vijfentwintig openbare parkeerplaatsen zal kunnen gebruiken zonder dat daarvoor betaald behoeft te worden. Dit zal gebeuren in de vorm van parkeervergunningen of -ontheffingen.
2.5
Nadat Plusval en de gemeente de ruilovereenkomst waren aangegaan, is gebleken
dat het perceel met de daarop gevestigde supermarkt geen eigendom was van Plusval, maar van Auto Davids B.V. (hierna: Auto Davids), thans Plusstate.
2.6
Bij akte van levering van 2 maart 1998 heeft de juridische levering van de percelen, hierna respectievelijk te noemen het supermarktperceel en het kantorenperceel, door de gemeente aan Plusstate plaatsgevonden alsmede de juridische levering van het perceel aan de Melis Spaansweg door Plusstate aan de gemeente. In de preambule van de notariële akte is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
thans is gebleken dat een ruiling tussen Plusval en de gemeente van de hierna te omschrijven registergoederen niet mogelijk is aangezien niet Plusval voornoemd maar Auto Davids de eigenaresse is van het krachtens genoemde overeenkomst aan de gemeente over te dragen perceel, zodat partijen zijn overeengekomen dat de krachtens genoemde overeenkomst op Plusval rustende verplichting tot levering van het hierna sub B omschreven registergoed, zal worden overgenomen door Auto Davids, zulks op grond van het bepaalde in artikel 6:159 Burgerlijk Wetboek, waartegenover Auto Davids het recht verkrijgt op levering aan haar van de hierna sub A omschreven registergoederen;
In verband hiermee draagt Plusval hierbij over aan Auto Davids alle rechten en verplichtingen welke direct verband houden met de ruiling en levering van de hierna sub A en B genoemde registergoederen, welke overdracht van rechten en verplichtingen Auto Davids hierbij verklaarde te aanvaarden.
(…)
Behoudens de rechten en verplichtingen welke direct verband houden met de ruiling en levering van de hierna sub A en B genoemde registergoederen, blijft het bepaalde in genoemde overeenkomst onverkort tussen Plusval en de gemeente van toepassing.
Daarnaast is in de bijzondere bepalingen, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
Bebouwing door Auto Davids
A.Plusval casu quo Auto Davids zijn gerechtigd doch ook verplicht op en onder
het sub A. 1. genoemde registergoed de volgende bebouwing te realiseren:
- een supermarkt (...);
- een parkeergarage (...);
- kleine winkels (...).
B.Plusval casu quo Auto Davids is gerechtigd doch ook verplicht op en onder het
sub A. 2. genoemde registergoed de volgende bebouwing te realiseren:
twee kantorenpaviljoens (…).
2.7
Eveneens op 2 maart 1998 heeft de juridische levering van het kantorenperceel
door Auto Davids aan Bravahold plaatsgevonden.
2.8
In 1997 heeft Plusval de twee kantoorpaviljoens gerealiseerd op het kantorenperceel. De verplaatsing van de supermarkt heeft plaatsgevonden in 2003.
2.9
Bij brief van 27 juli 2000 aan Plusval t.a.v. [X] heeft de gemeente te
kennen gegeven dat per 1 oktober 2000 betaald parkeren zou worden ingevoerd in de
omgeving van de kantoorpaviljoens en heeft de gemeente Plusval verzocht om kentekens door te geven die op de vergunningen afgedrukt konden worden.
2.1
Bij brief van 1 augustus 2000 heeft [X] namens Plusval, voor zover van belang, als volgt gereageerd:
(...) Ons uitgangspunt is altijd geweest dat wij ontheffingen zouden verkrijgen zonder dat deze gebonden zijn aan kentekens. Het is voor ons dus ook niet haalbaar om aan uw verzoek gehoor te geven en maken daarom ernstig bezwaar om de volgende redenen:
- Het wisselen van medewerkers die regelmatig vanuit Hoofddorp diensten verlenen aan onze werkmaatschappijen, te weten medewerkers van automatisering/D-reizen/Personeel & Organisatie;
- Flexibele werktijden van onze medewerkers, als voorbeeld geven wij aan dat onze helpdesk medewerkers 24 uur per dag beschikbaar zijn, dus regelmatig per dag ook moeten wisselen;
- Bezoek van directie en medewerkers vanuit onze werkmaatschappijen voor het bijwonen van besprekingen;
- Etc.;
Wij zien dan ook gaarne 25 ontheffingen tegemoet die niet op kenteken staan, maar die door onze receptioniste aan diegene gegeven kan worden die ook daadwerkelijk parkeert. (…)
2.11
De gemeente heeft bij brief van 15 augustus 2000 geantwoord dat parkeervergunningen en -ontheffingen altijd worden verleend op kenteken. Hierbij is, voor zover van belang, vermeld:
Ingevolge het bepaalde in artikel 13, vierde lid, van de Parkeerverordening 2000 worden vergunningen verleend op kenteken. Van deze bepaling kan niet worden afgeweken. Volledigheidshalve voegen wij hier nog aan toe dat per kenteken maximaal eén vergunning of ontheffing op basis van deze verordening wordt verleend. (...)
2.12
Nadat Plusval een lijst met 25 kentekens had verstrekt, heeft de gemeente parkeervergunningen op kenteken aan Plusval verleend. Deze parkeervergunningen zijn vervolgens jaarlijks verleend, op zeker moment ook aan D-Reizen.
2.13
In de loop van 2007 heeft de gemeente het plan opgevat om naast de kantoorpaviljoens het Cultuurgebouw Haarlemmermeer te ontwikkelen. Zij heeft hiervan de omliggende bedrijven op de hoogte gebracht.
2.14
Bij brief van 14 mei 2007 heeft [X] , op briefpapier van D-Winkels, de
Gemeente, voor zover van belang, het volgende bericht:
(...) dat wij in principe geen bezwaar hebben tegen de bouw van deze ontwikkeling.
Uiteraard willen wij benadrukken dat zowel tijdens als na de bouwwerkzaamheden onze huidige parkeerplaatsen beschikbaar en goed bereikbaar blijven. (…)
2.15
De gemeente heeft bij brief van 25 mei 2007, voor zover van belang, het volgende geschreven:
U heeft de beschikking over 25 parkeervergunningen. Deze vergunningen bieden u, bij beschikbaarheid, de mogelijkheid om gratis gebruik te maken van de openbare parkeervoorzieningen in de nabijheid van uw kantoren. Voor de volledigheid willen wij u er op wijzen dat u met deze parkeervergunningen geen recht heeft op parkeerruimte of dat er altijd 25 parkeerplaatsen specifiek voor u beschikbaar zijn.
2.16
In oktober 2012 heeft D-Reizen ontdekt dat zij leges heeft betaald voor de parkeervergunningen. Bij brief van 16 november 2012 heeft D-Reizen hiertegen bezwaar gemaakt en de gemeente verzocht de door D-Reizen ten onrechte betaalde leges aan haar terug te betalen.
2.17
Op 19 maart 2013 heeft de gemeente beslist op dit bezwaar. Voor zover van
belang luidt deze beslissing als volgt:
In uw brief van 16 november 2012, ingekomen op 19 november 2012 onder kenmerk 12/69872, maakt u bezwaar tegen de bij D-reizen in rekening gebrachte leges voor parkeervergunningen die sinds 1 oktober 2000 zijn betaald. (...)
U dient binnen zes weken na het opleggen van de leges bezwaar te maken. Uw bezwaar is dan alleen tijdig ingediend wanneer het is gericht legen leges die vanaf 8 oktober 2012 zijn opgelegd voor parkeervergunningen. De leges zijn echter voor 8 oktober 2012 opgelegd. Ik concludeert dat uw bezwaarschrift kennelijk niet ontvankelijk is.
(…)
Ten overvloede
U geeft aan dat u geen leges zou moeten betalen, aangezien dit privaatrechtelijk zo overeen gekomen zou zijn. Er zijn echter bepaalde omstandigheden waarin het heffen van de leges niet aan de orde zou zijn en het hebben van een privaatrechtelijke overeenkomst is er daar geen van. (...) Voor zover ik kan nagaan is de huidige eigenaar van het gebouw niet degene met wie de gemeente de overeenkomst heeft afgesloten, te weten Plusval BV en Dirk van den Broek Supermarkten BV. In de overeenkomst is niet geregeld dat bij verkoop het recht op vergoeding van de kosten van de parkeervergunningen mee over zou gaan. Er is mij ook niet gebleken dat de huidige eigenaar als de rechtsopvolger van Plusval BV en/of Dirk van den Broek Supermarkten BV gezien kan worden. Ik ben dan ook van mening dat er geen recht op vergoeding van de kosten verbonden aan de parkeervergunning bestaat.
2.18
Op 20 juni 2013 heeft [Y] van D-Winkels een e-mailbericht aan de
gemeente gestuurd met, voor zover van belang, de volgende inhoud:
Sinds 2000 is D-reizen gaan betalen voor een aantal vergunningen. Hierbij hebben zij een bedrag overgemaakt ad € 14.165,88. Helaas is gebleken dat dit niet in overeenstemming is geweest met de eerder gemaakte afspraken. D-reizen heeft op 16-11-2012 bezwaar gemaakt en helaas is dit op 19 maart 2013 afgewezen (zie bijgaand schrijven). Wij zijn het hier niet mee eens. De afspraak is bekend binnen de gemeente. (...) Wij willen kijken hoe we dit op een minnelijke manier kunnen oplossen.
2.19
Naar aanleiding van voornoemd e-mailbericht heeft op 11 juli 2013 een
bespreking plaatsgevonden tussen de gemeente en D-Winkels.
2.2
Bij brief van 13 november 2015 heeft D-Winkels, namens Plusval c.s., de
gemeente in gebreke gesteld. Voor zover van belang luidt de sommatiebrief als volgt:
Namens Plusval e.a. stellen wij de gemeente Haarlemermeer, (hierna te noemen: “de gemeente”) in gebreke voor de tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de gesloten ruilovereenkomst d.d. 2 mei 1995 en vorderen wij aan de gemeente onverschuldigd betaalde bedragen, althans de geleden schade als gevolg van het nalatig handelen van de gemeente, terug. (...)
Sommatie
Namens Plussval e.a. verzoeken - en zo nodig sommeren - wij de gemeente Haarlemmermeer om per direct, doch in ieder geval binnen 10 werkdagen na verzending van deze brief en daarmee uiterlijk op dinsdag26 november 2013de 25 parkeerplekken beschikbaar te stellen.
Tevens verzoeken - en zo nodig sommeren - wij namens Plusval e.a. de gemeente om per ommegaande, doch ook uiterlijk binnen 10 werkdagen na dagtekening van deze brief en daarmee tevens op dinsdag26 november 2013het onverschuldigd betaalde bedrag ad EUR 14.165,68 met de recent gemaakte kosten (...) aan D-reizen terug te storten. (...) Voorts stellen Plusval e.a. de gemeente aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden, lijdt en nog lijden in verband met het niet nakomen van artikel 20 van de ruilovereenkomst.
2.21
Bij brief van 20 november 2013 heeft Plusval c.s. de gemeente een tweede
sommatie gestuurd.
2.22
Op 11 december 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen D-Winkels en
de gemeente. Het standpunt van de gemeente tijdens dit gesprek is per brief van 17
december 2013 bevestigd. Voor zover van belang luidt deze brief als volgt:
Tijdens het gesprek is aangegeven dat de huidige eigenaar van het gebouw niet degene is met wie de gemeente op 2 mei 1995 de overeenkomst heeft afgesloten, te weten Plusval BV en Dirk van den Broek Supermarkten BV. In de overeenkomst is niet geregeld dat bij verkoop het recht op vergoeding van de kosten van de parkeervergunningen mee over zou gaan. (...)
In het gesprek is ook aangegeven dat u op basis van de geldende Parkeerverordening geen recht heeft op parkeervergunningen. In de afgelopen jaren zijn deze vergunningen onterecht verstrekt aan medewerkers van D-reizen BV. Bij wijze van overgangsperiode bieden wij u de mogelijkheid om, tegen betaling van leges, voor het jaar 2014 nog maximaal 25 parkeervergunningen aan te vragen die wij in afwijking van de Parkeerverordening zullen verlenen.
2.23.
Op 3 februari 2014 heeft de advocaat van Plusval c.s. op de brief van de gemeente gereageerd. Kort gezegd hebben Plusval c.s. zich op het standpunt gesteld dat de ruilovereenkomst thans onverkort van kracht is.

3.Beoordeling

3.1
In dit geding vorderen Plusval c.s., kort gezegd, nakoming van de in artikel 20 van de ruilovereenkomst opgenomen parkeerafspraak en vergoeding van de schade die D-Reizen heeft geleden als gevolg van de niet-nakoming daarvan, alsmede enige daarmee samenhangende verklaringen voor recht. De rechtbank heeft de vorderingen tot verklaring voor recht en tot schadevergoeding afgewezen op grond van haar oordeel dat de parkeerafspraak alleen Plusval en Dirk van den Broek aanspraak geeft op 25 onbetaalde parkeerplaatsen en dat die aanspraak geen kwalitatief recht is. In de vordering tot nakoming van de parkeerafspraak zijn Plusval c.s. niet-ontvankelijk verklaard op grond van het oordeel van de rechtbank dat Plusval c.s. daarvoor de bestuursrechtelijke weg moeten bewandelen. Tegen deze beslissingen en de gronden waarop die berusten komen Plusval c.s. op met zes grieven.
3.2.
In de inleidende paragraaf II.2 van hun memorie stellen Plusval c.s. dat de hierboven onder 2.6. genoemde nadere overeenkomst meebrengt dat de rechten in verband met de parkeerafspraak door Plusval aan Plusstate zijn overgedragen. Die stelling is echter onjuist, omdat het daartoe krachtens deze nadere overeenkomst vereiste directe verband met de ruiling en levering ontbreekt. Dat, zoals Plusval c.s. stellen, de parkeerafspraak één van de voorwaarden was om met de ruil in te stemmen, is daartoe onvoldoende, terwijl ook overigens onvoldoende is gebleken van een direct verband.
3.3
Met
grief Ibestrijden Plusval c.s. de uitleg die de rechtbank heeft gegeven aan de ruilovereenkomst en in het bijzonder artikel 20 daarvan, en de daarbij door de rechtbank gehanteerde uitlegmaatstaf. Plusval c.s. menen dat de rechtbank ten onrechte van een letterlijke uitleg is uitgegaan. Subsidiair voeren zij aan dat ook een letterlijke uitleg van de overeenkomst niet tot de door de rechtbank getrokken conclusie leidt. Ten slotte betogen zij dat de door de rechtbank gegeven uitleg in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
3.4
Bij de uitleg van een contractuele bepaling als de parkeerafspraak in artikel 20 van de ruilovereenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.5
Bij deze uitleg zal, uit de aard der zaak, altijd uitgangspunt van denken zijn de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. Als het om een commerciële overeenkomst gaat, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen, kan aan die taalkundige betekenis een groot gewicht worden toegekend. Maar ook in dat geval kunnen de omstandigheden van het geval meebrengen dat aan de in het geding zijnde bepaling een andere dan de taalkundige betekenis moet worden gehecht. Het is dus ook niet het een óf het ander, maar het is een glijdende schaal. In dit verband merkt het hof op dat de ruilovereenkomst weliswaar een commerciële overeenkomst is en de partijen daarbij ook professioneel opererende partijen zijn, maar anderzijds de rechten en verplichtingen van die partijen in het relevante deel van die overeenkomst niet heel nauwkeurig zijn vastgelegd en Plusval en de gemeente daarover ook niet kenbaar hebben onderhandeld, terwijl de tekst afkomstig is van de zijde van de gemeente, die bij de onderhandelingen werd bijgestaan door een juridisch adviseur, in tegenstelling tot Plusval.
3.6
Letterlijk kent artikel 20 van de ruilovereenkomst alleen aan Plusval en Dirk van den Broek het recht toe 25 parkeerplaatsen te gebruiken zonder dat daarvoor hoeft te worden betaald, in de vorm van een vergunning of ontheffing. Omdat Plusval en Dirk van den Broek vennootschappen zijn komt het recht die parkeerplaatsen te gebruiken logischerwijs toe aan hun bestuurders en werknemers. Het is een algemeen bekend feit dat gemeentelijke parkeervergunningen en -ontheffingen in beginsel persoonsgebonden zijn en niet vrij overdraagbaar. Als professionele partijen hebben Plusval en Dirk van den Broek dat ook moeten begrijpen, aangezien niet is gebleken dat zij ten tijde van de onderhandelingen aanleiding hadden om iets anders te veronderstellen. In de overeenkomst is voorts op dit punt geen melding gemaakt van rechtsopvolgers van Plusval en Dirk van den Broek of gebruikers van de kantoren, zoals elders in de overeenkomst wel het geval is.
3.7
Plusval c.s. hebben aangevoerd dat een uitleg die meebrengt dat alleen (de bestuurders en werknemers van) Plusval en Dirk van den Broek van de parkeerplaatsen/parkeervergunningen gebruik mogen maken als onaannemelijke consequentie heeft dat de toezegging van de gemeente dat zij vergunningen zou verlenen, waardeloos was omdat Plusval en Dirk van den Broek zelf niet over personeel beschikten en zelf ook nooit feitelijk in de paviljoens gevestigd zijn geweest. Dat laatste was ook nooit de bedoeling, aldus Plusval c.s.; voor alle partijen was duidelijk dat Plusval de kantoorpaviljoens zou ontwikkelen en dat onder meer D-Reizen zich erin zou vestigen. Plusval c.s. wijzen in dit verband op een nota van de gemeente van 9 oktober 1995, waarin de passage voorkomt: “Dirk v.d. Broek heeft behoefte aan een eigen zelfstandige kantoorruimte als concern voor de supermarktketen en voor de D-Reizen(…)”. De gemeente heeft betwist te hebben geweten dat Plusval en Dirk van den Broek geen personeel hadden en zich niet in de kantoorpaviljoens zouden vestigen. Uit het wel bekende feit dat D-Reizen zich daar zou vestigen, kon dat ook niet worden afgeleid, aldus de gemeente. Zij wijst op een uittreksel uit het handelsregister waaruit blijkt dat Plusval en Dirk van den Broek wel degelijk lange tijd in de paviljoens gevestigd zijn geweest. Hetgeen de gemeente in dit verband heeft aangevoerd snijdt hout. In dit geding zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan kan worden aangenomen dat het ook voor de gemeente duidelijk moet zijn geweest dat, zoals Plusval c.s. stellen, een beperking van het recht op de parkeerplaatsen tot uitsluitend Plusval en Van de Broek de toezegging waardeloos maakte.
3.8
Dat het, zoals Plusval c.s. stellen, gebruikelijk is dat medewerkers van vennootschappen binnen een concern ook werkzaamheden verrichten voor andere vennootschappen in dat concern, maakt het voorgaande niet anders. Die omstandigheid doet immers op zichzelf niet af aan de mogelijkheid de vergunningen alleen te laten gebruiken door de eigen medewerkers van Plusval en Van de Broek. In de onder 2.10 vermelde brief van 1 augustus 2000, vijf jaar na de totstandkoming van de ruilovereenkomst, heeft Plusval weliswaar ook melding gemaakt van wisselende medewerkers van andere vennootschappen die zij van de parkeerplaatsen gebruik wilde laten maken, maar uit de reactie van de gemeente op die brief, het vasthouden aan de eis van het doorgeven van kentekens, hebben Plusval c.s. niet mogen afleiden dat de gemeente instemde met de wens van Plusval de vergunningen op de door haar geschetste wijze te laten gebruiken. Toen Plusval vervolgens inderdaad een lijst met 25 kentekens verstrekte mocht de gemeente aannemen dat die betrekking had op voertuigen van medewerkers van Plusval en/of Dirk van den Broek.
3.9
Na verloop van tijd zijn de parkeervergunningen aangevraagd door D-Reizen en ook aan haar toegekend. Uit dit handelen van uitvoerende medewerkers van de afdeling vergunningen van de gemeente blijkt niet, en Plusval c.s. hebben daaruit ook niet mogen afleiden, dat de gemeente enige jaren daarvoor heeft beoogd het recht de 25 parkeerplaatsen te gebruiken ook toe te kennen aan (alle) andere vennootschappen van het concern. Er is niets wat erop duidt dat aan het verlenen van die vergunningen meer ten grondslag heeft gelegen dan een administratieve vergissing in het voordeel van D-Reizen. De onder 2.14 vermelde brief uit 2007 is weliswaar geschreven op briefpapier van D-Reizen, maar afkomstig van de persoon die in 2000 namens Plusval met de gemeente heeft gecorrespondeerd over de te verlenen vergunningen. Dat de gemeente in haar reactie op die brief inhoudelijk op de door [X] aangesneden kwestie is ingegaan, zonder een opmerking te maken over de positie van D-Reizen daarin, zegt het hof daarom niet veel.
3.1
Toen in 2013 D-Reizen bezwaar maakte tegen de in rekening gebrachte leges heeft de gemeente voor het eerst melding ervan gemaakt dat alleen Plusval en Dirk van den Broek aanspraak konden maken op parkeervergunningen. De omstandigheid dat het geschil over de leges voor die standpuntbepaling de aanleiding was, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat het een gelegenheidsargument zou zijn, zoals Plusval c.s. stellen. Evenmin is de hiervoor gegeven beperkte uitleg van het beding is strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het valt te billijken dat de gemeente het recht op de parkeerplaatsen niet wenst toe te kennen aan een zo uitgebreide groep vennootschappen als Plusval c.s. voorstaat. Dat Plusval, als zij van deze uitleg op de hoogte zou zijn geweest, bij de kantoorpaviljoens een parkeergarage had gebouwd en nu met een waardedaling van de paviljoens wordt geconfronteerd is, wat van dat argument overigens ook zij, onvoldoende om strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid aan te nemen. Het was immers de verantwoordelijkheid van een professionele partij als Plusval om voor haar eigen belangen te waken.
3.11
De slotsom is dat grief I faalt; de door de rechtbank gegeven uitleg van de parkeerafspraak acht ook het hof juist.
3.12
Grief IIis gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van Plusval c.s. in de vordering tot nakoming van de parkeerafspraak. Bij de behandeling van deze grief hebben Plusval c.s. geen belang, aangezien uit hiervoor overwogene voortvloeit dat alleen Plusval en Dirk van den Broek aanspraak kunnen maken op de 25 parkeervergunningen en die vennootschappen blijkens de stellingen van Plusval c.s. geen medewerkers hebben die van die vergunningen gebruik kunnen maken, zodat het hoe dan ook niet tot vergunningverlening kan komen.
3.13
De rechtbank heeft overwogen dat de aanspraak uit de parkeerafspraak niet kan worden gekwalificeerd als een kwalitatief recht omdat de partijen aan wie dat recht is toegekend, Plusval en Dirk van den Broek, geen eigenaren waren van de onroerende zaak waarmee dat recht in verband stond, namelijk het kantoorpaviljoen. Tegen deze overweging voeren Plusval c.s.
grief IIIaan, maar tevergeefs. Aan de door artikel 6:251 BW gestelde voorwaarde dat de onroerende zaak waarop het recht ziet aan de schuldeiser toebehoort, is inderdaad niet voldaan.
3.14
Grief IVziet op de afwijzing van de schadevergoeding wegens niet-nakoming van de parkeerafspraak, erin bestaande dat de gemeente aan D-Reizen geen vergoeding heeft betaald ter hoogte van de door D-Reizen verschuldigde leges. Hetgeen hiervoor naar aanleiding van grief I is overwogen brengt met zich dat D-Reizen geen aanspraak kan maken op deze schadevergoeding, omdat het recht op de parkeervergunningen niet aan haar is toegekend, maar aan Plusval en Dirk van den Broek. Dat D-Reizen die vergunningen wel jarenlang heeft toegekend gekregen is, zoals gezegd, een vergissing in haar voordeel, maar geeft haar geen aanspraak op vergoeding of terugbetaling van de verschuldigde leges. Ook deze grief faalt derhalve.
Hetzelfde geldt voor
grief V, die betrekking heeft op de gevorderde vergoeding van de parkeerkosten die D-Reizen heeft gemaakt in de periode dat aan haar geen vergunningen waren verstrekt.
3.15
Grief VI, de slotgrief, heeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de overige grieven.
3.16
De grieven falen. Het bestreden vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Plusval c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
wijst af het door Plusval c.s. voor het eerst in hoger beroep gevorderde;
veroordeelt Plusval c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.937,= aan verschotten en € 4.893,= voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, J.C.W. Rang en C. Huizing-Bruil en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.